Zichzelf organiserende netwerken

From P2P Foundation
Jump to navigation Jump to search

Zichzelf organiserende netwerken, [1] door Albert Benschop.

URL = http://www.sociosite.org/netwerken_theorie.php.

Zichzelf organiserende netwerken

Topologie en dynamiek van het internet.

Eigenaardigheden van virtuele netwerken

Zodra mensen zich op het internet begeven doen zij de ervaring op dat zij via dit medium in contact kunnen komen met mensen die zij nooit in levende lijve hebben ontmoet, en waarschijnlijk ook nooit zullen ontmoeten, en waarmee zij toch een nuttig, sociaal of zelfs persoonlijk warm contact kunnen hebben. Dat geldt niet alleen voor een-op-een contacten, maar ook voor groepscontacten. Mensen voelen zich aangetrokken met bepaalde plekken op het internet omdat zij daar nuttige informatie vinden, informatiebronnen of rekenkracht van computers kunnen delen, of kunnen communiceren met mensen die in gelijksoortige onderwerpen zijn geïnteresseerd. Daaruit ontstaan min of meer spontane virtuele netwerken of zelfs hechte en duurzame gemeenschappen van mensen die zich met elkaar verbonden voelen. De geografische grenzen van de communicatie zijn enorm opgerekt, maar communicatie is en blijft een sociaal proces.

Een socioloog uit Amsterdam kan communiceren met een boeddhistische schriftgeleerde uit Tibet, maar de vraag is hoe vaak dit daadwerkelijk gebeurt. Draagt internet daadwerkelijk bij aan het onderhouden van familiaire, vriendschappelijke, professionele of intieme relaties? Hoe vaak wordt bepaalde informatie —een analyse of grap, petitie of computervirus— via internet verstuurd naar diverse delen van het wereldwijde web?

Virtuele netwerken en gemeenschappen ontstaan wanneer voldoende mensen min of meer regelmatig met elkaar interacteren in de openbare en semi-openbare ruimtes van het internet (Engelstaligen zouden dit 'virtual third places' kunnen noemen). De deelnemers aan virtuele netwerken —de knooppunten van het web— doen zo ongeveer alles wat zij ook in hun lokale sociale leven doen of zouden willen doen. Virtuele netwerken zijn losjes geweven omvattende netwerken waarin mensen wisselende relatie met elkaar aangaan en flexibele gemeenschappen vormen. Internet is ingebed in het dagelijkse sociale leven.

Wat zij vooral ook doen is netwerken. Sinds een aantal jaren is het woord netwerken in Nederland niet alleen bekend als meervoud van netwerk, maar ook als werkwoord 'netwerken': het aanknopen, onderhouden en beheren van een serie van contacten met 'vrienden van vrienden' en 'bekenden van bekenden'. Zowel de wetenschappelijke, journalistieke als pulppers staan vol met verhalen over de aard, mechanismen, strategieën en tactieken van netwerken. Over 'netwerken' kon men jarenlang conferenties, seminars en trainingen volgen tot men het gevoel kreeg dat men een goede 'netwerker' was. De cultivering en commercialisering van de betekenis van vitamine R(elaties) heeft een ongekende hoogte bereikt. Het succes daarvan wordt slechts overtroefd door de populariteit van virtuele associaties en connecties.

In het internettijdperk is zowel het aangaan en onderhouden als het cultiveren en mobiliseren van sociale contacten aanzienlijk van karakter veranderd. Via internet kunnen we zonder veel moeite direct communiceren met mensen die in Verweggistan wonen. Afstanden maar ook tijdsverschillen kunnen met de recente internettechnologieën gemakkelijk worden overbrugd. Daardoor lijkt de wereld steeds kleiner te worden.

De wereld is klein

e manier waarop we leven is in sterke mate afhankelijk van de manier waarop we zijn ingesnoerd in het grotere web van sociale verbindingen. De maatschappij waarin we leven lijkt op het eerste gezicht een gigantisch uitgebreid en zeer gedifferentieerd netwerk van mensen die op de meest uiteenlopende manieren met elkaar verbonden zijn. De bouwstenen van dit sociale netwerk zijn mensen van vlees en bloed. In netwerktermen zijn het knooppunten die door verbonden zijn door 'links'.

In het lokale sociale leven kent iedereen allang het verschijnsel van de kleine wereld: zodra we een onbekende ontmoeten zijn we verrast als we ontdekken dat we een wederzijdse vriend hebben, of dat we verbonden zijn via een korte keten van bekenden. 'Goh, wat is de wereld toch klein ...'. Intuïtief zijn we allemaal bekend met het fenomeen van de gekrompen wereld. Door globalisering is het traditionele dorp waarin 'iedereen iedereen kent' uitgegroeid tot een 'globaal dorp'. Dat is een wereldomvattende virtuele ruimte waarin iedereen de kans krijgt om iedereen te leren kennen. In de menselijke ervaring krimpt de wereld. Dat is natuurlijk geen nieuw verschijnsel. De mechanische, elektrische en atomaire technologieën hadden al veel eerder bijgedragen tot de verkleining van de wereld. De eerste passagiers van de met steenkool gestookte locomotieven werden duizelig en onpasselijk van de snelheden die met deze transporttechniek bereikt werden - zo'n 30 kilometer per uur.

De ervaring van de kleinheid van de wereld werd al langere tijd in de literatuur tot uiting gebracht. In 1929 publiceerde de Hongaarse auteur Frigyes Karinthy zijn bundel 'Alles is anders' (Minden masképpenvan). Daarin staat een kort verhaal 'Ketens' (Lácszemek) waarin hij suggereert dat twee willekeurige mensen op aarde met elkaar verbonden konden worden door vijf connecties.

     "Om te demonstreren dat mensen op aarde vandaag de dag veel dichter bij elkaar staan dan ooit, stelde een lid van de groep een test voor. Hij wilde wedden dat we een willekeurig persoon konden noemen uit de anderhalf miljard aardbewoners en dat hij zichzelf aan deze persoon kon verbinden via hoogstens vijf bekenden, waarvan hij er een persoonlijk kent" 

De literaire intuïtie van Karinthy was dat mensen door hoogstens 5 links aan elkaar verbonden zijn. Dat blijkt bijzonder weinig te verschillen van de meer recente en wetenschappelijk onderbouwde stelling van de 'six degrees of separation': iedereen is slechts zes stappen verwijderd van elk willekeurig ander persoon op de planeet.

In de jaren zestig van de vorige eeuw begonnen een aantal sociologen en sociaal-psychologen zich te interesseren voor de vraag hoe de 'afstand' of 'interconnectiviteit' tussen twee willekeurige mensen gemeten kon worden. Het uitgangspunt was daarbij dat iedereen in de wereld via een keten van sociale bekenden kan worden bereikt. De sociaal-psycholoog Stanley Milgram was een van de eerste die empirisch probeerde te achterhalen hoeveel bekenden er nodig zijn om twee willekeurig geselecteerde individuen met elkaar te verbinden.

In 1967 stuurde Milgram zo'n 300 brieven naar willekeurig geselecteerde mensen in Omaha Nebraska met de instructie om de brief naar iemand in Boston te sturen met gebruikmaking van persoonlijke contacten. Milgram gaf elke 'zender' wat informatie over het doel, inclusief naam, plaats en beroep. Als de zenders het doel niet kenden (wat zeer waarschijnlijk was) dan konden zij de brief sturen naar iemand die zij wel kenden waarvan zij dachten dat die 'dichter' bij het doel zou zijn. Op deze manier begon een keten van zenders, elk lid van de keten probeerde dichter bij het doel te komen door de brief naar iemand anders te sturen, naar een vriend, familielid, zakelijk contact of bekende.

De verrassende uitkomst van het onderzoek was dat het gemiddelde aantal stappen in een keten ongeveer zes was (het gemiddeld aantal tussenpersonen was 5,5). Daaruit ontstond de populair geworden uitdrukking van de "six degrees of separation". Elk willekeurig persoon is slechts zes stappen ('handshakes') verwijderd van een ander willekeurig persoon [Milgram 1967; Milgram/Travers 1969].

Het onderzoek van Milgram beperkte zich tot de Verenigde Staten. Niemand weet wat het preciese aantal is voor de hele wereld, maar het lijkt zeker dat het aantal tussenschakels zeer klein is [Duncan/Strogatz 1998].

We leven in een wereld waarin niemand meer dan een paar bekenden van iemand anders verwijderd is. Het is een kleine wereld omdat de samenleving zo'n hecht netwerk is. De sociale netwerken vertonen een sterke clustering en hebben korte paden tussen willekeurige knooppunten. In recente studies is aangetoond dat het fenomeen van de kleine wereld niet alleen kenmerkend is voor natuurlijke en technologische netwerken, maar ook voor de ontwikkeling van het world wide web [Watts/Strogatz 1998; Albert/Jeong/Barabási 1999; Barabási 2002].

Het globale internet

Topologie en dynamiek van internet

De vraag is hoeveel kleiner de wereld geworden is door de opkomst van het internet. Internet is de snelste en meest effectieve manier om het grootste aantal mensen te bereiken. Sociale verbindingen die vroeger zouden zijn uitgedoofd worden tegenwoordig in tact gehouden en kunnen gemakkelijk worden geactiveerd. Door het internet is bovendien het aantal sociale verbindingen dat een individu actief kan onderhouden aanzienlijk toegenomen. Hierdoor is waarschijnlijk het aantal graden van scheiding kleiner geworden.

Het internet is het grootste netwerk dat ooit door mensen is gebouwd. Het world wide web is een virtueel netwerk waarvan de knooppunten worden gevormd door webpagina's. De kracht van het www ligt in de links, dat wil zeggen de URL's ('uniform resource locators') die ons in staat stellen om met een muisklik van de ene pagina naar de andere te gaan. Door deze links verandert de verzameling individuele documenten in een gigantisch informatienetwerk dat bijeen gesponnen wordt door muisklikken. Internet biedt mogelijkheden om op mondiale schaal informatie te publiceren en digitale bestanden uit te wisselen. Maar internet is vooral ook een medium van decentrale (of zo men wil 'authentieke') interactie en communicatie tussen mensen.

Door haar fenomenale groei in omvang, reikwijdte en complexiteit en haar steeds sterkere rol in de samenleving is internet een belangrijk object van studie geworden. Het internet is het meest complexe en grootste artefact van menselijke interventie. Studies over statische (topologie) en dynamische (verkeer) kenmerken van het internet brengen de patronen van sociale verbindingen in kaart.

Mensen interacteren met elkaar met al hun emoties, belangen en verlangens, maar zij doen dat zowel in specifieke lokale als in globaal digitale (technologisch-gemedieerde) omgevingen. De manier waarop wij met ander mensen interacteren en communiceren wordt dus mede bepaald door de lokale en technologische condities waarin deze verbinding tot stand komt. Een bekend voorbeeld is de opkomst van de post en de telefoon, waardoor de afstand tussen mensen aanzienlijk kleiner werd. De opkomst van internet heeft die afstand nog veel kleiner gemaakt. Mensen op willekeurige plaatsen in de wereld kunnen nu op elk gewenst tijdstip op uiteenlopende manieren direct met elkaar communiceren. De wereld wordt nog kleiner.

De grenzen van onze communicatie zijn door het internet sterk uitgerekt. De technologie maakt directe en laterale communicatie mogelijk tussen mensen in uiteenlopende geografische, sociaal-economische en culturele werelden. De vraag is of en hoe mensen daarvan gebruik (kunnen) maken. Communicatie is en blijft een sociaal proces waarin niet iedereen op voorhand gelijke communicatiekansen heeft.

Afstand tussen webdocumenten

Hoe groot is het web? De omvang van het web kan zowel worden uitgedrukt in het aantal mensen dat via het internet met elkaar communiceert als in het aantal documenten dat beschikbaar is. Naar schatting bestaan er meer dan 550 miljard online documenten met een totale informatie van meer dan 7.5000 terabytes. Per dag komen daar zo'n 7 miljoen documenten bij, dat is 0,1 terabyte nieuwe informatie [Hoe groot is het web?]. Het probleem is echter niet zozeer de algemene omvang van het web, maar de afstand tussen twee documenten.

Hoeveel klikken zijn er nodig om van de ene pagina naar een willekeurige andere pagina te komen? Stel dat webpagina's duizenden klikken van elkaar verwijderd zouden zijn. Zou dat enorme web met zijn miljarden knooppunten toch een kleine wereld zijn? Als webdocumenten duizenden klikken van elkaar verwijderd zouden zijn, zou het zonder zoekmachines en gidsen bijna onmogelijk zijn om een specifiek document of informatie over een bepaald onderwerp te vinden.

Om de omvang van de wereld achter het web in kaart te brengen zou men een inventarisatie moeten maken van alle webpagina's en van de links die hen met elkaar verbinden. Om zo'n kaart van het web te maken kan gebruik worden gemaakt van software waarmee webdocumenten worden gedownload, gekeken wordt welke links daarop staan en vervolgens de documenten opspoort waarnaar zij verwijzen. Wanneer men zo'n 'spider' (ook wel robot of crawler genoemd) lang genoeg laat draaien, worden op den duur alle documenten en hun onderlinge verbindingen in kaart gebracht. Bij de grote zoekmachines, zoals Google, wordt met behulp van dergelijke robots permanent gezocht naar nieuwe webpagina's.

Onderzoekers van de Universiteit van Notre Dame hebben met een kleinschaliger experiment uitgevoerd door met een robot de 300.000 documenten binnen het eigen universiteitsdomein (www.nd.edu) in kaart te brengen. Het onderzoek van Albert-László Barabási, Réka Albert en Hawoong Jeong concentreerde zich op de verbindingen die aangeven hoe men van de ene pagina naar een andere kan reizen. Met zo'n kaart was het mogelijk om de afstand te meten tussen twee pagina's binnen de universiteit. Hoewel de afstand tussen webdocumenten nogal varieert, zijn deze paden helemaal niet zo lang als de uitgebreidheid van het web suggereert. Volgens deze metingen zijn webpagina's gemiddeld niet meer dan 11 klikken van elkaar verwijderd te zijn.

Natuurlijk zijn de webpagina's binnen het universiteitsdomein van Notre Dame slechts een klein onderdeel van het hele wereldwijde web. De vraag is dus hoe groot de afstand is tussen twee willekeurig geselecteerde knooppunten op het hele web. Het probleem daarbij is dat we niet beschikken over een kaart van het volledige web. Zelfs de beste zoekmachine slaagt er niet in om meer dan 16% van het totale web te indexeren [Toekomst van het zoeken: Dekkingspercentages]. Om toch de gemiddelde afstand tussen documenten van het volledige web te bepalen, maakten de onderzoekers gebruik van een methode die vaak gebruikt wordt in statistische mechanica om zicht te krijgen op grootschalige systemen met onvoorspelbare componenten of uitkomsten. Het uitgangspunt daarbij was dat als het web te groot is om in onze computer te passen, we wel veel kleine stukjes daarvan kunnen bestuderen die we wel kunnen verwerken. Men neemt bijvoorbeeld eerst een klein deeltje van het web met slechts 1.000 knooppunten en berekend de gemiddelde scheiding tussen twee willekeurige knooppunten in deze kleine steekproef. Vervolgens neemt men een iets grotere steekproef met 10.000 knooppunten en berekent opnieuw de gemiddelde scheidingsafstand. Dit wordt herhaald totdat de omvang van de steekproef zo groot is dat deze niet meer door de computer verwerkt kan worden.

Uit de analyse van de trends in de verkregen afstanden tussen knooppunten blijkt dat de gemiddelde scheiding tussen de knooppunten veel trager toeneemt dan het aantal documenten. Met deze uitkomst is het mogelijk om de scheidingsgraad van het totale web te voorspellen. Zolang we tenminste weten wat het totale aantal documenten op het web is. Langs deze weg kwamen de onderzoekers van Notre Dame tot de conclusie dat de diameter van het web bijna 19 is (18,59 om precies te zijn). In werkelijkheid is het web dus ook een kleine wereld: "Elk document is gemiddeld slechts negentien klikken verwijderd van elk ander document" [Barabási 2002:34; vgl. Albert/Jeong/Barabási 1999].

Kleine Wereld Projecten: afstand tussen mensen

In het Small World Research Project van de afdeling sociologie van Universiteit van Colombia worden over de hele wereld mensen gerekruteerd om via persoonlijke contacten duizenden e-mails te versturen om 'target individuals' te bereiken. De doelen zijn verspreid over de hele wereld en hebben uiteenlopende leeftijden, etnisch-culturele identiteiten, beroepen en sociaal-economische klassenposities. Via het de webpagina van het project worden vrijwilligers opgeroepen om een berichtenketen te starten naar een van de doelen. Deelnemers krijgen een email met de identiteit van hun doelpersoon en basisinformatie over die persoon. Op de projectsite kunnen de deelnemers en naam en email-adres van een vriend doorgeven die zij als de volgende link kiezen. De onderzoekers verzamelen demografische gegevens om te achterhalen welke barrières het moeilijk maken om de berichten naar hun doel te brengen en daaruit af te leiden welke strategie deelnemers gebruiken om hun beoogde doel te bereiken. Het is de eerste grootschalige en wereldwijde verificatie van de hypothese van de kleine wereld. De onderzoekers testen niet alleen de gemiddelde kenmerken van de lengte van bekendenketens, maar ook de verdeling van lengtes, samen met het effect van etniciteit, klasse, nationaliteit, beroep en opleiding.

Aan de studie deden 24.163 vrijwilligers mee die moesten proberen om een van de 18 doelpersonen in 13 landen te bereiken door het doorsturen van berichten aan bekenden. 384 berichten bereikten op die manier hun doel. In dit experiment werd bevestigd dat een bericht dat door een willekeurige persoon in de wereld wordt gestuurd zijn bestemming bereikt in vijf tot zeven stappen. De belangrijkste reden voor het kiezen van de volgende persoon in een berichtenketen zijn geografie en werk gerelateerd; het waren meestal bekenden en geen vrienden [Granovetter 2003].

In het Electronic Small World Project van de afdeling sociologie van de Ohio State University wordt geprobeerd om de sterkste ketens te identificeren op basis van een grote steekproef. Zij willen laten zien hoe deze ketens onderling verbonden zijn en samen het volledige web vormen. Een jaar nadat de deelnemers het vragenformulier hebben ingevuld nemen de onderzoekers contact met hun op om na te gaan of hun email-relaties in de loop der tijd veranderd zijn en of zij anders zijn dan lokale relaties. In het project worden een aantal hypothesen getest over online communicatie. Bijvoorbeeld het idee dat het internet barrières van ras, sekse en economie overwint. Het onderzoek brengt de sociale verbindingen tussen mensen die email gebruiken in kaart. Op basis daarvan wordt een beeld geschetst van de sociale topografie van het internet. Met deze sociale kaart kan worden aangetoond hoe klein de sociale wereld waarin we leven werkelijk is. Daarbij gaat het niet alleen om de vraag hoe kort de paden zijn die mensen in netwerken met elkaar verbinden. De vraag is hoe mensen erin slagen om uit te vinden naar wie zij het bericht moeten versturen. Het gaat dus niet alleen om het netwerk waarin zij bestaan, maar over de manier waarop zij tegen dit netwerk aankijken en er gebruik van maken.

Onderzoekers van de Bar-Ilan Universiteit in Israël ontdekten dat het gemiddelde aantal verbindingen dat nodig is om van een punt naar een ander te komen in natuurlijke netwerken zoals het internet en sociale netwerken kleiner is dan het aantal dat nodig is voor willekeurig-verbonden netwerken. In natuurlijk gevormde netwerken, zoals groepen mensen of het internet, zijn de scheidingsgraden kleiner dan in een willekeurig-verbonden netwerkmodel. Bovendien neemt dit aantal extreem traag toe wanneer een netwerk groeit [Cohen/Havlin 2003].

Zijn netwerken democratisch

De vorming en structuur van netwerken is sleutel voor begrip van complexe wereld om ons heen. De analyse van sociale netwerken concentreert zich op de relaties tussen sociale actoren in plaats van op de persoonskenmerken van sociale actoren. De relaties tussen sociale actoren worden gekenmerkt door inhoud, richting en sterkte. De inhoud van een sociale relatie verwijst naar de bron die wordt uitgewisseld, dat wil zeggen naar het soort informatie dat wordt uitgewisseld: persoonlijk, werkgebonden of zakelijk, sociaal, intiem of bestuurlijk. Een sociale relatie van gericht of ongericht zijn. Van gerichte relaties is sprake wanneer bijvoorbeeld de ene persoon sociale steun geeft aan een tweede persoon. In dit geval zijn er twee relatie: steun geven en steun ontvangen. Van ongerichte relaties is sprake wanneer bijvoorbeeld actoren een vriendschapsrelatie delen. In dit geval onderhouden zij beide de relatie en heeft deze relatie geen specifieke richting. Sociale relaties verschillen ook in sterkte. De kracht van een sociale relatie kan op verschillende manieren worden geoperationaliseerd: frequentie van communicatie, omvang van de uitgewisselde bronnen, of relatief belang van de informatie. Zwakke verbindingen zijn niet-frequente, niet-intieme relaties. Sterke verbindingen zijn frequente, intieme relaties waarin veel wederzijdse diensten worden uitgewisseld. In sociale netwerken spelen zowel sterke als zwakke connecties een rol [Granovetter 1978].

Zichzelf evoluerende netwerken worden gekenmerkt door twee mechanismen: groei en selectieve associatie. Elk netwerk begint vanuit een kleine kern en breidt zich uit door nieuwe knooppunten toe te voegen. Nieuwe knooppunten linken bij voorkeur naar gevestigde knooppunten met een hoge netreputatie.

Veel mensen associëren netwerken met platte, niet-hiërarchische organisatievormen. Netwerken zouden horizontaal en flexibel zijn. Soms wordt zelfs verondersteld dat netwerken van nature democratisch zijn, omdat zij open en voor iedereen toegankelijk zijn.

     "Netwerken zijn niet noodzakelijk platter, democratischer, opener, vrijer toegankelijker, fysiek ongebonden of minder samenhangend dan andere vormen van organisatie en communicatie" [Van Dijk 2001]. 

De eigenaardigheid van netwerken is hun intelligente combinatie van openheid en geslotenheid, schaalvergroting en schaalverkleining, decentralisatie en centralisatie van organisatie. Juist daarom kunnen zij meer complexiteit en risico reduceren dan traditionele centralistische of lokale organisaties.

Universele netwerken

Een netwerk is een verzameling knooppunten ('nodes') die verbonden zijn door links. De afstand tussen twee knooppunten van een netwerk wordt gemeten in het aantal links. Wanneer knooppunt A direct verbonden is met B dan zeggen we dat de afstand tussen A en B een is. Wanneer A en B niet direct met elkaar verbonden zijn maar een wederzijdse bekende delen, dan is de afstand 2.

Het startpunt van een netwerk is een groot aantal op zichzelf staande knooppunten. Wanneer er voldoende links worden toegevoegd zodat elk knooppunt gemiddeld één verbinding heeft, gebeurt er iets wonderlijks: er ontstaat een uniek gigantisch cluster. De meeste knooppunten worden onderdeel van een cluster. Hierdoor kunnen we van elk knooppunt naar elk ander knooppunt komen door langs de links tussen de knooppunten te navigeren. Sociologen zeggen dan dat zich een gemeenschap heeft gevormd.

Volgens de algemene netwerktheorie van Paul Erdös en Alfréd Rényi is er binnen een netwerk slechts één link per knooppunt nodig om intact te blijven. Een link per knooppunt is de drempelwaarde. Wanneer knooppunten gemiddeld minder dan één verbinding hebben, dan valt het netwerk uiteen in kleine niet-communicerende clusters [Barabási 2002:18].

Iedereen kan op het web publiceren. Zodra iemand iets op het web publiceert wordt het direct beschikbaar voor iedereen op de wereld met een internetaansluiting. Gezien het gigantische aantal documenten op het internet is echter de vraag: wie merkt het op? Om gelezen te worden moet je zichtbaar zijn. Op het web is de maat van zichtbaarheid het aantal inkomende links. Hoe meer inkomende links er naar een webpagina wijzen, des te zichtbaarder is deze.

De gemiddelde webpagina heeft 5 tot 7 links. Op het totaal van meer dan een miljard documenten is dat zeer weinig. De kans dat een typisch document naar jouw pagina verwijst is nihil ('close to zero'). Het overgrote deel van alle documenten (90%) hebben slechts tien of minder links die naar hun verwijzen. Daartegenover zijn er drie sites waarnaar door meer dan een miljoen andere pagina's wordt verwezen (Yahoo!, Amazon). Dit zijn de hubs, de brandpunten of middelpunten. Het zijn de sterren aan het virtuele firmament.

Als het web een willekeurig netwerk was zouden we allemaal dezelfde kans hebben om gezien en gehoord te worden. Maar zo'n utopische visie van een egalitaire cyberspace is fictief. Het WWW wordt gedomineerd door een klein aantal sterk verbonden knooppunten ('hubs'). De meest centrale posities in netwerken is voorbehouden aan knooppunten die tegelijkertijd onderdeel zijn van vele grote machtsconcentraties. Het is niet verassend dat de eigenaardige machtsverhoudingen van de lokale wereld zich steeds duidelijker manifesteren in de virtuele wereld. Sociale ongelijkheid heeft historisch gezien altijd al de neiging gehad om zich te reproduceren tot in de meest alledaagse, intieme en ultieme aangelegenheden van het menselijk bestaan. Daarom is het ook niet verassend dat de machtsverhoudingen in de lokale wereld zich steeds duidelijker manifesteren in de virtuele wereld.

Machtsvorming in Netwerken

Macht door concentratie van aandacht

Op het meest abstractie niveau van de netwerktheorie bestaan slechts twee soorten elementen: knooppunten ('nodes') en verbindingen ('links'). Daarbij wordt meestal verondersteld dat bekend is hoeveel knooppunten er zijn en dat dit aantal tijdens de levensloop van netwerken niet verandert. Bovendien wordt verondersteld dat alle knooppunten van het netwerk gelijkwaardig zijn.

In werkelijkheid zijn netwerken echter dynamische systemen die permanent veranderen door toevoeging van nieuwe knooppunten en links. Bovendien zijn netwerken competetieve omgevingen waarin de knooppunten strijden om verbindingen en als beoogd gevolg daarvan aandacht. Netwerken zijn dus ook machtsconstructies waarin de knooppunten elkaar bestrijden om de dominante posities: "nodes fight for links" [Barabási 2001]. Want in een onderling verbonden wereld vormen links de sleutel voor overleving.

Websites kunnen zich alleen maar verrijken door het accumuleren van een zo groot mogelijk aantal links. Hierdoor ontstaan machtsposities in een netwerk: link-rijke sites krijgen veel aandacht, link-arme sites worden nauwelijks opgemerkt. De rijkdom van een site wordt primair uitgedrukt in het totale aantal andere weblocaties dat naar deze site verwijst.

Wie in een netwerk wil overleven moet concurreren om verbindingen. Het internet is een competetieve omgeving waarin sites strijden om aandacht. Die aandacht komt tot uiting in de de omvang van het publiek, dat wil zeggen in de aantallen bezoekers ('access statistics'). Het internet fungeert als een aandachtseconomie [Goldhaber 1997]. Aandacht is de intrinsiek schaarse bron waarom iedereen die op het web aanwezig is strijd. De aandachtseconomie brengt een heel eigen soort rijkdom met zich mee (link-rijkdom), nieuwe splitsingslijnen (sterren versus fans) en zijn eigen eigendomsvormen.

Grote ondernemingen krijgen niet automatisch aandacht op het web omdat zij over veel geld beschikken. Met geld kan een onderneming een aantrekkelijke multimediale site laten maken en via conventionele media kan zij hierop de aandacht vestigen en het bezoek van de site promoten. Maar als de website inhoudelijk niet interessant of uniek is zal het geen aandacht trekken of vasthouden. Andere websites zullen er geen links naar maken en er wordt op internet niet over de site gepraat. Op het web ben je zonder aandacht niets.

Men zegt dat op het internet het geld de aandacht volgt, en niet omgekeerd [Goldhaber 1997]. Dit zou betekenen dat men op het web geen aandacht kan kopen. In deze optimistische visie is geld bron die op het internet veel minder belangrijk is dan lokaal. In principe kan iedereen een prachtige website maken en daarmee veel aandacht trekken. Websites met interessante inhoud kunnen bekend raken op het web, er kan veel naar de site gelinkt en over gesproken worden. Maar dat betekent niet dat zo'n aandachttrekkende site ook automatisch geld aantrekt. Het bouwen, onderhouden, uitbreiden en vernieuwen van een aandachttrekkende supersites vereist relatief veel geld. Geld voor getalenteerde mensen die een aandachttrekkende website kunnen bouwen, voor mensen die de site inhoudelijk actueel houden en verbeteren, en om in de conventionele massamedia de site te adverteren.

Maar geld doet meer. Geld is een omnipotent middel dat in toenemende mate bijna alles koopt. Met geld maken traditionele media hun eigen webplek en kopen aandacht op het web. Met geld worden sites opgekocht die er al in geslaagd zijn aandacht op zich te vestigen. Elke ambitieuze site wil het aantal 'ogen' dat naar de portaalsite staart vergroten door het aantrekken en concentreren van internet verkeer. De grote portalen bereiken dit door gebruik te maken van het feit dat zij gelokaliseerd zijn op de kruispunten van de informatievoorziening: zoekinstrumenten (Yahoo!, Google), sites van standaard browsers (Netscape en Microsoft), ISP netwerken zoals America Online of KPN. Internetverkeer kan op diverse manieren worden geconglomereerd: men kan de aangeboden diensten zelf maken, men kan het samen met partners doen, of men kan gevestigde bedrijven opkopen: 'collecting eyballs', 'combining eyeballs' en 'purchasing eyeballs' [vgl. Miller 2000:116]. Aandacht op het web kan worden gekocht.

Optimistische waarnemers hebben het internet de democratische hemel in geprezen vanwege haar gedecentraliseerde karakter. Door de inherent 'anarchistische' internetstructuur zouden hiërarchieën vervangen werden door symmetrische relaties tussen zenders en ontvangers, producenten en consumenten, geregeerden en regeerders. De afbraak van geprivilegeerde posities zou niet alleen ten koste gaan van de macht van de natie-staten, maar ook van multinationale ondernemingen. In werkelijkheid zien we echter dat het web zich meer en meer centraliseert en oligopolistische kernmerken aanneemt. Internet wordt meer en meer beheerst door multinationale traditionele en nieuwe mediagiganten zoals AOL Time Warner.

Virtuele Machtsvorming

Hoe komt virtuele machtsvorming via internet tot stand? Welke mechanismen zorgen ervoor dat er een asymmetrische en hiërarchische verhouding ontstaan tussen linkrijke en linkarme websites? Voor de verklaring van de machtspatronen binnen virtuele netwerken zijn in ieder geval de volgende drie mechanismen van belang: (i) groeipatronen waarbij nieuwe sites bij voorkeur verbindingen leggen naar linkrijke websites'; (ii) de onderlinge concurrentie tussen intellectueel en kapitaalkrachtige gezien ongelijksoortige eenheden; en (iii) het mechanisme waardoor gevestigde sites hun aantrekkingskracht verliezen en nieuwkomers een superieure reputatie kunnen vestigen.

Groei en voorkeursverbinding ('preferential attachment') Netwerken worden in de eerste plaats gereguleerd door de wet van de groei. Elk netwerk begint met een kleine kern van onderling verbonden knooppunten. Deze kern breidt zich uit door toevoeging van nieuwe knooppunten. De nieuwe knooppunten leggen links naar bestaande knooppunten en hebben daarbij een voorkeur voor linkrijke knooppunten.

Door de uitbreiding van het netwerk hebben oudere knooppunten meer tijd dan laatkomers om links te verwerven ('first mover advantage'). Het knooppunt dat het laatst komt, kan nog geen links van gevestigde knooppunten hebben; bij een knooppunt dat het eerst in het netwerk is, hebben alle volgende knooppunten de kans om daarnaar te linken. De toename van het aantal knooppunten heeft dus duidelijke voordelen voor de oudere knooppunten, waardoor zij 'linkrijk' worden.

Elk nieuw knooppunt wordt verbonden aan bestaande knooppunten. De kans dat naar een bepaald knooppunt wordt gelinkt is evenredig aan het aantal links dat dit knooppunt al heeft. Als men kan kiezen tussen twee knooppunten waarvan de een tweemaal zoveel links heeft als de ander, dan is de kans twee keer zo groot dat het nieuwe knooppunt verbonden wordt aan het meer geconnecteerde knooppunt. Nieuwe knooppunten linken bij voorkeur naar meer linkrijke knooppunten.

Het gevolg hiervan is dat oudere en linkrijke knooppunten vaker geselecteerd worden en sneller groeien dan hun jongere en linkarme soortgenoten. Door deze selectieve associatie worden de linkrijken steeds rijker: 'rich-get-richer' [Barabási 2002:88]. De eerste en linkrijke knooppunten groeien uit tot hubs.

Vitaliteit in competitieve omgeving Competitie is een proces waardoor de winnaars van de verliezers worden onderscheiden. In een competitieve omgeving heeft elk knooppunt een zekere vitaliteit [Barabási 2002:95 e.v.]. In sociale netwerken is vitaliteit het vermogen om vrienden te maken in verhouding tot alle anderen in je omgeving. De knooppunten van het wereldwijde web strijden om de aandacht van bezoekers. De vitaliteit van een webpagina kan dus worden gemeten door het aantal terugkerende bezoekers. Vitale websites zijn niet alleen in staat om aandacht te trekken, maar ook om deze vast te houden. De aantrekkingskracht van een knooppunt wordt niet alleen bepaald door het aantal inkomende links, maar ook door de vitaliteit van een site.

Het vitaalste knooppunt zal uiteindelijk de grootste hub worden ('rich-get-richer'). Zij verzamelen praktisch alle links en laten erg weinig over voor de rest van de knooppunten ('winner-takes-all'].

Elke site heeft een bepaalde reputatie. Reputatie is een van de sterkste eigenschappen voor organisaties in de netwerkeconomie. De reputatie van een site kan gemeten worden door het aantal inkomende links en door het relatieve betekenis van de sites die deze verbindingen hebben aangebracht. Dit is ook het principe dat Google hanteert voor de waardering van de reputatie van websites die in de databank zijn opgenomen. De reputatie van een website wordt geschat op basis van het aantal andere sites dat ernaar linkt en door het toekennen van een hoger gewicht aan links van meer belangrijke sites en minder gewicht aan links van kleine sites. De PageRank van Google vertrouwt op "de unieke democratische aard van het web" door gebruik te maken van haar uitgebreide linkstructuur als een indicator van de waarde van een individuele pagina.

Door de gecombineerde werking van deze mechanismen evolueert de netwerktopologie zich naar een min of meer stabiele structuur waarin de verdeling van de knooppunten de wet van de macht volgt.

Transformatie van machtsverhoudingen De machtsverhoudingen binnen een netwerk zijn instabiele evenwichten die onder bepaalde condities kunnen veranderen. Krachtige sites met veel inkomende links en een hoge netreputatie kunnen aan vitaliteit inboeten terwijl sommige nieuwkomers snel een grote aanhang kunnen verwerven. In netwerken kunnen spontaan nieuwe knooppunten en links ontstaan, knooppunten en links kunnen verdwijnen en links kunnen opnieuw worden aangelegd ('rewired'). Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer we onze link naar Altavista vervangen door een link naar Google. Knooppunten kunnen ook verouderen. Na een zekere leeftijd zijn knooppunten niet meer in staat nieuwe links aan te trekken en verliezen zij het vermogen om de aandacht van bezoekers vast te houden.

Robuustheid en kwetsbaarheid van netwerken

Netwerken hebben een uniek vermogen om te overleven in zeer uiteenlopende omstandigheden. Robuustheid van netwerken is verankerd in het verwevenheid van het sociale web en de fijnmazigheid van de verbindingen. Netwerken zijn stabiel wanneer zij bestand zijn tegen interne balansverstoringen en kwaadaardige aanvallen van buitenaf. Robuustheid en kwetsbaarheid van netwerken kunnen het beste worden geanalyseerd vanuit de negatieve vraagstelling: wat is er nodig om een netwerk op de knieën te krijgen, om het in stukken uiteen te laten vallen?

Hoelang duurt het voordat een netwerk in stukken uiteenvalt als we willekeurige knooppunten verwijderen? Hoeveel routers moeten er van internet worden verwijderd voordat het uiteenvalt in geïsoleerde computers die niet meer met elkaar kunnen communiceren?

De topologische robuustheid van het internet is gebaseerd op het feit dat er een aantal centrale knooppunten ('hubs') bestaan. Het hele netwerk wordt bijeen gehouden door een relatief klein aantal onderling sterk verbonden knooppunten. Fouten in of balansverstoringen van het netwerk maken meestal geen onderscheid tussen de knooppunten. Als alle knooppunten een gelijke kans hebben om door fouten getroffen te worden, zullen er veel meer kleine knooppunten worden ontregeld, om de eenvoudige reden dat er daar veel meer van zijn. Maar kleine knooppunten dragen weinig bij aan de integriteit en stabiliteit van een netwerk.

Wanneer er slechts één hub verwijderd wordt zal het internet nog niet uiteenvallen omdat de integriteit van het netwerk gehandhaafd wordt door de hiërarchie van een aantal grote hubs. Alleen wanneer een aantal grote hubs gelijktijdig buiten werking worden gesteld, dreigt het netwerk als zodanig ontregeld te worden. Als zich in een netwerk lokale fouten voordoen wordt de activiteit of verantwoordelijkheid verschoven naar andere knooppunten. Wanneer deze extra werklast niet zo groot is, kan deze zonder problemen door de rest van het netwerk worden geabsorbeerd. Maar als de extra belasting te groot is voor de naburige knooppunten dan zullen zij deze taak weigeren of doorschuiven naar hun buren. In beide gevallen verspreid de crisis zich door het hele netwerk. Een lokale fout kan een 'waterval gebeurtenis' worden waardoor het hele internet ontregeld wordt [Watts 2000]. Het netwerk valt dan uiteen in geïsoleerde onderdelen die niet meer met elkaar communiceren.

Schaalbare netwerken zijn niet erg kwetsbaar voor interne balansverstoringen, maar hebben toch een Achilles hiel: zij combineren robuustheid tegen fouten met kwetsbaarheid voor aanvallen [Barabási 2002:118]. Deze kwetsbaarheid van internet voor kwaadaardige aanvallen kan zelfs gebruikt worden voor gewelddadige confrontaties. Dit wordt uitvoeriger geanalyseerd in Oorlog in Cyberspace en CyberTerrorisme. Een beter bekend voorbeeld is de kwetsbaarheid van (gecentraliseerde) ruilbeurzen voor muziekbestanden in mp3-formaat. De opkomst en ondergang van Napster heeft in dit opzicht school gemaakt [ToekomstMuziek].

De huidige generatie peer-to-peer software maakt het mogelijk om netwerken te construeren die uitermate robuust. Het zijn netwerken waarin bestandsuitwisseling op een betrouwbare en efficiënte wijze verloopt. En het zijn netwerken die gemakkelijk schaalbaar zijn, zonder verlies van efficiëntie bij de opslag en ontsluiting van digitale bestanden, en zonder problemen met overbelasting. Door hun volledig gedecentraliseerde architectuur zijn deze netwerken ook veel minder kwetsbaar voor kwaadaardige aanvallen van buitenaf, door bijvoorbeeld virussen, denial-of-service aanvallen of juridische processen. Door deze unieke combinatie van robuustheid en onkwetsbaarheid hebben gedecentraliseerde p2p-netwerken een uitzonderlijke aantrekkings- en overlevingskracht verworven.

De robuustheid en onkwetsbaarheid van p2p-netwerken zijn het resultaat van de gecombineerde werking van vijf innovaties:

   * De decentrale opslag van bestanden.
   * Het opsplitsen van bestanden voor efficiënte distributie.
   * Het gedecentraliseerd zoeken naar bestanden.
   * Het beschermen van de identiteit van gebruikers.
   * De nieuwe wet van de schaalbaarheid. 

De laatste innovatie is misschien wel het meest doorslaggevende [Barabási/Bonabeau 2003]. Technologisch gezien bestaat deze innovatie uit het in balans brengen van up- en downloadsnelheden van de op het netwerk aangesloten computers. Daarmee wordt ten eerste het probleem van 'de zwakste schakel' opgelost. In slimme p2p-netwerken krijgen snelle computers automatisch meer taken dan langzame computers of internetverbindingen. Hierdoor wordt de overdracht van informatie niet langer bepaald door het tempo van de zwakste schakel. Ten tweede worden hiermee ook het probleem van congestie en zwartrijders op een creatieve manier opgelost.

In alle netwerktheorieën werd er tot nu toe van uitgegaan dat de expansie van een netwerk beperkt worden door de gemiddelde bandbreedte of capaciteit van een communicatie- of transportsysteem. Het aantal rijstroken van een snelweg is bepalend voor de doorvoercapaciteit van een wegentraject. Zonder uitbreiding van het aantal rijstroken kan die capaciteit niet wezenlijk worden vergroot. Hetzelfde principe leek tot voor kort te gelden voor de manier waarop informatie via internet wordt uitgewisseld. De opkomst van intelligente peer-to-peer systemen heeft dit dogma doorbroken.

Programma's zoals BitTorrent laten zien dat het mogelijk is om de architectuur van p2p-netwerken zodanig te organiseren dat het systeem sneller en doelmatiger functioneert naarmate meer mensen het gebruiken. Het klassieke idee dat alle netwerken slechter presteren naarmate zij door meer mensen worden gebruikt, wordt hiermee op een radicale wijze uitgedaagd. Die uitdaging is het ontwerp van zodanige architectuur voor bestandsuitwisseling en communicatie tussen internetgebruikers dat het netwerk sneller, efficiënter en doelmatiger gaat werken naarmate meer mensen intensiever deelnemen aan zo'n netwerk. Daarmee wordt de oude wijsheid dat elk netwerk zijn eigen beperkte capaciteit heeft die bij overmatig gebruik tot problemen moet leiden, op zijn kop gezet. De nieuwste generatie p2p-software lijkt aan te tonen dat het mogelijk is om zichzelf organiserende netwerken te construeren die geen capaciteitsgrens kennen (en dus onbeperkt schaalbaar zijn), die beter functioneren wanneer er meer mensen aan deelnemen (en dus geen congestieprobleem kennen), en die efficiënter worden naarmate zij intensiever worden gebruikt (negatieve kosten voor intensiever gebruik).

Visualisering van sociale netwerken

Visualisering is een belangrijke impuls voor de ontwikkeling van moderne netwerkanalyses. Visuele beelden hebben vanaf het begin een sleutelrol vervuld op dit onderzoeksdomein. Om beelden van netwerken te construeren werd gebruik gemaakt van twee vormen. De ene vorm is gebaseerd op punten en lijnen, de ander op matrixen. In de meeste netwerkverbeeldingen staan de punten voor sociale actoren en de lijnen voor verbindingen tussen actoren [Bertin 1983].

De grondlegger van de sociometrie, Jacob L. Moreno [1932, 1934] maakte als eerste systematisch gebruik van verbeeldingen om sociale relatiepatronen in kaart te brengen. Het sociogram beschouwde hij niet alleen als een manier om de formele eigenschappen van sociale relatiepatronen te verbeelden, maar vooral als een methode van onderzoek. Visualisering faciliteert de ontdekking van sociometrische patronen. De tekening van een serie punten met een reeks lijnen die paren van punten verbinden wordt een graaf (of grafische diagram) genoemd.

Volgens Moreno kunnen de relaties tussen twee actoren een richting hebben. Dat is het geval wanneer actor A wel zegt B te kennen, terwijl B zegt A niet te kennen. In dergelijke gevallen wordt er een gerichte lijn —een lijn met een pijl— getrokken tussen punt A en B. Door variaties in de vorm van punten wordt de aandacht gevestigd op verschillen in kenmerken van actoren.

Er zijn later diverse vernieuwingen aangebracht in de algemene benadering van Moreno, met name om de sociometrische status van elk punt in kaart te brengen. De sociometrische status van een punt wordt gedefinieerd als het aantal keuzes, of de sterkte van de keuzes die door dat punt worden ontvangen. Dit lijkt een goede indicatie van de macht of invloed. Om de verschillen in sociometrische status te benadrukken wordt daarbij de omvang van de punten gevarieerd. Grotere punten representeren actoren met een hoge sociometrische status —de nuclei, clusters, cliques of blocks— en worden zoveel mogelijk in het midden van de tekening geplaatst.

In de jaren vijftig van de vorige eeuw ontstonden de eerste drie-dimensionale representaties van de gegevens van sociale netwerken. Voor de plaatsing van punten en het trekken van lijnen werd daarbij steeds meer gebruik gemaakt van gecomputeriseerde programma's. Dit maakte het mogelijk om meer uitgebreide berekeningen te maken van de relatieve afstanden tussen punten en hun soortelijke gewichten. Met behulp van multidimensional scaling —een procedure voor datareductie— kan de data matrix worden omgezet in een drie-dimensionale serie [een overzicht van deze methoden geven Wasserman/Faust 1994 en Scott 2000].

Met speciale software kunnen elegante beelden van dynamische netwerken worden geproduceerd die gemakkelijk kunnen worden gevarieerd. De punten kunnen met diverse algoritmes worden gerangschikt en ook de vorm van punten, hun kleuren en labels kunnen op eenvoudige wijze worden aangepast.

Door de opkomst van het WWW in het midden van de jaren negentig ontstonden er nieuwe mogelijkheden voor het visualiseren van netwerken. Er werden Java-programma's geschreven waarmee sociale netwerken geanalyseerd en gevisualiseerd kunnen worden. Met VRML (Virtual Reality Modeling Language) kunnen elegante visuele beelden worden geconstrueerd die flexibel gemanipuleerd kunnen worden. De beelden kunnen worden uitgerekt of ingekrompen, ze kunnen in elke richting worden geroteerd of vervormd, en de illusie van drie-dimensionaliteit is erg overtuigend.

Sociale wetenschappers hebben altijd gebruik gemaakt van grafische beelden om inzicht te krijgen in structurele eigenschappen van sociale netwerken en om deze inzichten met anderen te communiceren. In de loop der tijd werden de procedures voor het plaatsen van punten in een twee- of driedimensionale ruimte steeds verder gestandaardiseerd. Door computerisering van deze standaardprocedures kunnen steeds verfijndere netwerk-foto's worden gemaakt, inclusief animaties van netwerkdynamieken. Elektronische tijdschriften zoals het Journal of Social Structure (JOSS) publiceren tegenwoordig krachtige (en vaak prachtige) visualiseringen die nooit in een papieren tijdschrift opgenomen zouden kunnen worden. Er worden nieuwe database programma's ontworpen voor opslag en ontsluiting van sociale netwerkgegevens en die geïntegreerd zijn met visualiseringsprogramma's. Daarmee krijgen we online toegang tot datareeksen over netwerken waarvan de structurele eigenschappen snel en gemakkelijk berekend en gevisualiseerd kunnen worden [Freeman 2000].

Er zijn een aantal uitgebreide computersimulaties gemaakt van de werking van het internet. Een van de meest geavanceerde computersimulaties werd ontwikkeld door onderzoekers van het Georgia Institute of Technology. Het computermodel omvat ruim vijf miljoen netwerkelementen. Het computermodel volgt individuele IP-pakketten (die bij het downloaden van een webpagina of het versturen van een e-mail over het internet wordt verstuurd)) op weg naar hun bestemming en geeft daardoor een nauwkeurig inzicht in de werking van het internet. Het computermodel geeft wetenschappers niet alleen de kans om netwerkproblemen zoals congestie, virussen of denial-of-service aanvallen te onderzoeken, maar ook om nieuwe robuuste netwerken te ontwikkelen die snel, betrouwbaar en veilig zijn.

De onderzoekers van Georgia Tech hebben laten zien dat het mogelijk is om het netwerkverkeer van ruim 1 miljoen webbrowsers bijna in 'real time' te simuleren. Daarbij werd gebruik gemaakt van 1.534 processoren die simultaan de simulatieberekeningen uitvoeren. Hiermee konden binnen één seconde 106 miljoen transmissies van IP-pakketten in kaart worden gebracht. Het project staat onder leiding van Richard Fujimoto en wordt voornamelijk gefinancierd door de Defense Advance Research Projects Agency (DARPA). De voortgang van het project wordt gedocumenteerd op de website van het Modeling & Simulation Research & Education Center [MSREC].

Een web zonder spin?

Een computernetwerk is een serie machines die verbonden zijn door een serie kabels en protocollen voor uitwisseling van digitale informatie. Een sociaal netwerk is een aantal mensen die met elkaar verbonden zijn of zich verbonden voelen door sociale relaties, zoals vriendschap, samenwerking of informatie-uitwisseling. Onderzoek naar sociale netwerken richt zich op structuur en dynamiek van posities in relatiepatronen en hun effecten op intermenselijk, organisationeel en communaal niveau.

De actoren die samen een netwerk vormen zijn in meerdere opzichten ongelijk. Zij hebben ongelijke mogelijkheden van toegang tot en gebruik van internet, zij hebben contraire klasseposities, diverse beroepen, uiteenlopende sociaal-culturele en etnische oriëntaties. Voor netsociologen ligt daarin een uitdaging die zij niet kunnen weerstaan. Wat zijn de eigenaardigheden van sociale configuraties (relaties, gemeenschappen, organisaties of netwerken) die uitsluitend of primair via internet tot stand komen? Welke invloed hebben deze virtuele configuraties op het alledaagse sociale leven? Worden de mogelijkheden van internet gebruikt om de beperkingen van lokale of geografische gemeenschappen te doorbreken of juist aan te vullen?

Een van de oudste thema's in de traditie van de netwerkanalyse is het bepalen van de centraliteit van personen in hun sociale netwerken. Het sociometrisch model van de 'ster' is hiervan het bekendste voorbeeld. De 'ster' is de persoon die het meest 'populair' is in zijn of haar groep en die in het centrum van de aandacht staat. Het onderzoek richt zich meestal op de relatieve centraliteit van de diverse knooppunten in het grafische diagram. Deze 'punt-centraliteit' kent twee vormen: lokaal en globaal. Een punt is lokaal centraal als het een groot aantal verbindingen heeft met de andere punten in zijn directe omgeving. Een knooppunt is globaal centraal wanneer het een positie van strategische betekenis heeft in de totale structuur van het netwerk [Freeman 1979, 1980; Scott 1991:85].

Naast de relatieve prominentie van knooppunten moet ook rekening worden gehouden met de mate van centralisatie van een netwerk. De centralisatie van een netwerk verwijst naar de totale cohesie of integratie van de graaf. Netwerken kunnen meer of minder gecentraliseerd zijn rond speciale knooppunten of clusters van knooppunten. De dichtheid ('density') van een netwerk refereert aan de totale compactheid van een graaf. Dichtheid beschrijft dus het algemene niveau van cohesie in een graaf; centralisatie beschrijft de mate waarin deze cohesie georganiseerd is rond speciale knooppunten.

We hebben gezien dat in zichzelf organiserende gedistribueerde peer-to-peer netwerken geen centrale knooppunten bestaan waarvan alle andere knooppunten afhankelijk zijn. Het zijn netwerken zonder centrum of populaire ster. Zelforganisatie refereert aan een reeks dynamische processen waarbij structuren ontstaan op het globale niveau van een systeem uit interacties tussen zijn componenten op lager niveau. De regels die de interacties tussen de constituerende eenheden van het systeem structureren worden uitgevoerd op grond van louter lokale informatie, zonder referentie aan het globale patroon. Dit globale patroon is eerder een emergente eigenschap van het systeem dan een eigenschap die aan het systeem is opgelegd door een externe ordenende kracht. Zelforganisatie of autopoiesis is dus een proces waarbij een systeem haar eigen organisatie genereert en zichzelf in een (al dan niet virtuele) ruimte handhaaft en reproduceert. De werking van zichzelf organiserende netwerken wordt nader onderzocht in "Uitwaaierende vriendenkringen".

Het internet heeft ons niet geleid naar een utopia van wijdverspreide globale communicatie en democratie. Maar het heeft ons ook niet verleid om geen persoonlijk contact meer met elkaar te hebben. Integendeel, mensen die het internet meer gebruiken zien elkaar ook meer persoonlijk en praten met elkaar over de telefoon [Wellman/Haythornthwaite 2002]. Het internet heeft hun sociale leefwereld tegelijkertijd uitgebreid en kleiner gemaakt. Uitgebreid, omdat het internet mensen in staat stelt om direct in contact te komen met iedereen die op dit globale netwerk is aangesloten. Kleiner gemaakt, omdat zij opereren in netwerken waarvan elk willekeurig knooppunt slechts een paar muisklikken is verwijderd van elk willekeurig ander knooppunt. Er ontstaan meer geïndividualiseerde netwerken waardoor iedereen een communicatie- en informatieschakelbord wordt tussen personen, netwerken en instellingen.

Informatiebronnen

Zie http://www.sociosite.org/netwerken_theorie.php#REFERENCE