Bereikvoordelen in plaats van schaalvoordelen

From P2P Foundation
Jump to navigation Jump to search

Dit is een vertaling van het artikel ‘Scope not Scale’ verschenen op 22/03/2012 op de website van Aljazeera.

Vertaling door Jean Lievens.


Tekst

Michel Bauwens:

"Wat hebben middeleeuwse monniken, Cubaanse socialisten en Wikipedia met elkaar gemeen?

Chiang Mai, Thailand – De competitieve dynamiek van het kapitalisme is welbekend, en heeft alles te maken met schaalvoordelen.

Wanneer bedrijven meer eenheden produceren kunnen ze de prijs per eenheid doen dalen en zodoende hun concurrenten de loef afsteken. Multinationals en wereldmerken maken vandaag gebruik van uiterst complexe waardeketens waarbij de verschillende onderdelen van een product op massale schaal worden vervaardigd in verschillende delen van de wereld.

Niettemin vertoont het systeem duidelijke zwakheden. Een van die zwaktes is dat het monoculturen in de hand werkt, zowel in de landbouw als in de industrie. Een voorbeeld hiervan is de Chinese kuststreek die enorm afhankelijk is van de export.

Omdat competitie de prijzen doet dalen, zijn de dominante westerse spelers in de jaren 80 van strategie veranderd. Ze keerden dure westerse arbeiders de rug toe en verhuisden industriële productie die maar een klein rendement oplevert naar lagelonenlanden en breidden hun inkomsten uit intellectuele rechten uit door gebruik te maken van patenten, copyrights en handelsmerken. Zoals Thijs Markus het verwoordde: “als je schoenen van 5 dollar wilt verkopen in het Westen tegen 150 dollar, kan je maar beter een verdomd streng IP-regime (IP = Intellectual Property) in stelling hebben. Vandaar de nood aan SOPA, PIPA, ACTA en andere pogingen om het recht op delen (sharing) te criminaliseren.

Maar er is uiteraard een fundamenteler probleem: het hele systeem van globalisering van schaalvoordelen berustte essentieel op goedkoop transport en bijgevolg op de voortdurende beschikbaarheid van (goedkope) fossiele brandstoffen. Maar als het tijdperk van goedkope olie afloopt, is het hoogstwaarschijnlijk dat dit hele stelsels zal beginnen ineen te storten. Concurreren op basis van schaalvoordelen, ook al werkt dit vandaag nog altijd, is een spel dat alleen degenen die zich niet bekommeren om het voortbestaan van onze planeet kunnen spelen. Maar welk spel kunnen anderen spelen? Het gevolg van de stijgende brandstofprijzen is dat innovatie en competitie andere uitwegen moeten vinden. En eigenlijk moeten we een heel nieuw spel verzinnen.

Het is niet de eerste keer in de geschiedenis dat er zich een economische faseovergang opdringt.

De val van Rome

In de late vijfde eeuw toen het Romeinse Rijk op zijn laatste benen liep, waren de Christelijke gemeenschappen een voorafspiegeling van de waarden van een komend tijdperk van herlokalisering dat niet gebaseerd was op schaalvoordelen, maar op bereikvoordelen. Dat betekent dat de productiekosten lager worden dankzij gedeelde infrastructuurkosten.

Naarmate het Romeinse Rijk steeds meer in verval geraakte en alsmaar meer moeilijkheden ondervond bij de aanvoer van goud en slaven, begonnen de slimmere landgoedeigenaars hun slaven te bevrijden, maar ze verbonden hen wel contractueel aan hun land als “coloni” of lijfeigenen. Tegelijk zochten de steeds zwaardere belaste en bankroete vrije boeren bescherming bij dezelfde landeigenaars. Bijgevolg trad aan de ene kant van de vergelijking lokalisering op, aangezien het systeem niet langer in staat was om de globale schaal van het imperium te dragen. Maar aan de andere kant vond het nieuwe post-Romeinse systeem een nieuw systeem van innovatie uit die gebaseerd was op bereikvoordelen in plaats van schaalvoordelen.

Terwijl steeds meer mensen de steden ontvluchtten, vonden de Christenen kloosters uit als een nieuw soort van agrarisch kenniscentrum. De Christelijke Kerk functioneerde eigenlijk als een soort van globale “open design gemeenschap”. Monniken reisden rond met hun manuscripten waardoor de vele innovaties van werkende kloosterlingen zich over heel Europa konden verspreiden. Europa geraakte steeds meer in verval naarmate de overblijfselen van het Romeinse Rijk verder afbrokkelden, maar tegelijk plantte dit nieuwe systeem de zaden voor de eerste middeleeuwse industriële revolutie die na de eerste Europese omwenteling in de tiende eeuw tot volle ontplooiing kwam.

Tussen de tiende en dertiende eeuw brak in Europa een nieuwe bloeiperiode aan die steunde op een verenigde kenniscultuur. De bevolking verdubbelde en Europa’s prachtige steden, waarvan velen door gilderaden democratisch werden bestuurd, begonnen weer te groeien. In de elfde eeuw werden in Bologna peer-to-peer universiteiten opgericht. Deze eerste renaissance steunde op bereikvoordelen en een verenigde kennisbank waarop Europese intellectuelen en ambachtslui konden op voortbouwen. De gilden hadden weliswaar hun geheimen, maar ze namen die overal mee waar kathedralen werden gebouwd.

Cubaanse innovaties

Een gelijkaardig experiment deed zich voor in 1989 toen het geïsoleerde Cuba niet langer kon steunen op de schaalvoordelen van de Sovjet-Unie. De Cubaanse crisis van 1989 was een voorbode van de huidige wereldsituatie: het land kende zijn eigen moment van piekolie wanneer de Sovjets plots niet langer olie leverden onder de wereldmarktprijs.

Terwijl de Cubanen aanvankelijk weer ezels gebruikten voor hun transport, nam de regering een aantal interessante initiatieven. Ze liet meer ruimte voor ondernemerschap door plaatselijke landbouwcoöperatieven meer autonomie te verlenen en bracht de landbouwkennis onder de bevolking samen. Maar allicht het belangrijkste was dat de Cubaanse regering verschillende landbouwinstellingen oprichtte die tot doel hadden lokale innovaties te verspreiden. Zonder onze ogen te willen sluiten voor de fouten van dit totalitaire regime moeten we toegeven dat dit experiment op het vlak van open design de stoutste verwachtingen overtrof. Zoals Bill McKibben aantoonde een aantal documentaires illustreerden, produceert Cuba vandaag meer gezond en organisch voedsel met minder fossiele brandstoffen dankzij kennis te delen en bereikvoordelen te creëren. Landbouwinnovaties konden zich snel verspreiden over heel het land en door iedereen worden aangenomen.

Economische schaalvoordelen werken goed in periodes van “opgaande energie”, wanneer hat energieaanbod toeneemt, maar werken minder goed in periodes van “neergaande energie”. Onder deze omstandigheden zijn er economische bereikvoordelen nodig. Juist daarover gaat peer-productie, die open kennis, vrije cultuur, vrije software, open en gedeelde designs, open hardware en gedistribueerde productie omhelst.

Ons huidig systeem is gebaseerd op het geloof in oneindige groei en eindeloze beschikbaarheid van grondstoffen, ook al leven we op een eindige planeet. Laat ons dit “pseudo-overvloed” noemen. Het systeem functioneert ook volgens de mening dat innovaties moeten worden geprivatiseerd en enkel beschikbaar kunnen zijn tegen een fikse prijs, waardoor het delen van kennis en cultuur wordt beschouwd als een misdaad. Laten we dit “gedwongen artificiële schaarste” noemen.

De methodologie van peer-productie steunt op precies de tegenovergestelde stelling. Peer-productiegemeenschappen geloven dat kennis een commons is die door iedereen mag worden gedeeld. Daarom mag geen enkele innovatie verborgen worden onthouden voor de mensheid in haar geheel. In feite beschouwen ze het achterhouden van levens- of wereldreddende innovaties ronduit als onethisch. Peer-productie ontwerpt voor verdeling, inclusie en kleinschalige productie. Geplande slijtage, een kenmerk van het huidige systeem en geen afwijking, is volledig vreemd aan de logica van peer-productie. Met andere woorden, duurzaamheid is een eigenschap van open designgemeenschappen, geen afwijking.

Wat zijn dan de economische bereikvoordelen in dit nieuwe tijdperk? Ze komen in twee smaken: de onderlinge bundeling van kennis en de onderlinge bundeling van tastbare middelen.

Het eerste principe is gemakkelijk te begrijpen. Als een individu iets niet weet, is de kans groot dat een plaatselijke of virtuele gemeenschap het wel weet. Vandaar dat de onderlinge bundeling van kennis en “door de menigte (crowd) versnelde innovatie” vandaag een welbekende eigenschap is van de samenwerkingseconomie. Maar de bereikvoordelen zien het licht wanneer de kennis kan worden gedeeld en gebruikt door anderen. Die sociale innovatie maakt een dramatische verlaging mogelijk van de productiekosten die afhankelijk zijn van kennis.

Laten we het voorbeeld nemen van het ‘Nutrient Dense Project’. Deze wereldwijde gemeenschap van boeren en burgerwetenschappers experimenteert met betere meststoffen om kwaliteitsvoller voedsel voort te brengen. Gezamenlijk onderzoeken ze de effecten van diverse nutriënten in verschillende bodems en klimaatzones, die niet alleen voordeel opleveren voor de deelnemende gemeenschappen, maar potentieel voor de hele mensheid. Strategieën die steunen op de privatisering van intellectueel eigendom kunnen dergelijke bereikvoordelen niet verwezenlijken, ten minste niet op dat niveau. Of neem het voorbeeld van de “urban homestead” van de familie Dervaes in Los Angeles, die erin slaagt om jaarlijks 6.000 pond voedsel te produceren op een klein lapje stadsgrond. Omdat ze hun productiviteitsinnovaties deelt met de hele wereld, konden vele anderen de opbrengst van hun eigen grond verbeteren.

Het tweede principe heeft betrekking op het delen van fysieke middelen en wordt geïllustreerd door de trend naar samenwerkingsconsumptie. Het basisidee is hetzelfde. Ik beschik niet over een bepaald werktuig, vaardigheid of dienst, maar het is waarschijnlijk dat iemand anders in de gemeenschap dat wel heeft en bereid is het te delen, te verhuren of uit te lenen. Het is niet nodig dat iedereen hetzelfde werktuig bezit als men er toegang tot heeft indien nodig. Daarom schieten peer-to-peer marktplaatsen als paddenstoelen uit de grond.

Laten we een welbekend voorbeeld nemen: autodelen (carsharing). Er bestaan verschillende projecten op dat vlak. Autodelen kan via bemiddeling van een privéfirma die de wagens bezit (zoals Zipcar), via peer-to-peer marktplaatsen die autogebruikers met elkaar verbinden (zoals RelayRides) of via overheidsbedrijven (zoals Autolib in Parijs). Maar ze zorgen allemaal voor economische bereikvoordelen. Volgens een studie aangehaald door Zipcar rijden er voor elke huurwagen 15 privéwagens minder op de weg. Bovendien gebruiken chauffeurs die gebruikmaken van autodelen 31 procent minder de wagen dan toen ze er nog zelf een hadden. Aldus verminderde carsharing in 2009 alleen al de wereldwijde uitstoot aan koolstofdioxide met bijna een half miljoen ton.

Hoe zal het nieuwe systeem eruitzien indien economische bereikvoordelen de norm worden en de economie van schaalvoordelen vervangt als belangrijkste motor van de economie?"

Wereldwijde open design gemeenschappen zouden kunnen gepaard gaan met een globaal netwerk van microfabrieken die ter plaatse produceren, zoals voorgesteld door open source autofabrieken als Local Motors en WikiSpeed.

Bijgevolg zouden instellingen onze materiële activiteiten moeten organiseren om de gemeenschappelijke kosten van de verschillende netwerken te minimaliseren en niet alleen op het vlak van het delen van kennis. De vraag is met andere woorden: wie zal de rol vervullen die de Katholieke Kerk met haar rondtrekkende monniken speelde in de middeleeuwen? Dit was niet alleen een open design gemeenschap, maar een efficiënte materiële organisatie die leiding gaf aan de culturele wereld op continentaal vlak. Bestaat hiervan een potentiële peer-to-peer-versie die wereldwijd kan opereren? Het antwoord komt in een volgende bijdrage." (http://www.jeanlievens.be/van_B2B_naar_P2P/Dutch/Artikelen/2012/12/17_Bereikvoordelen_in_plaats_van_schaalvoordelen.html)