Over het belang van “peer-geld”

From P2P Foundation
Jump to navigation Jump to search

Bron

Jean Lievens:

Michel Bauwens over het belang van “peer-geld”

Origineel artikel: “Michel Bauwens on the Importance of Peer Money

Tekst

Michel Bauwens:

"In een bijdrage voor Keimform beweert Christian Siefkes dat praten over peer-geld een contradictio in terminis is.

Ik wil hier even de argumenten overlopen die het onderling verband aantonen tussen het streven naar “open geld” en de algemene oriëntatie naar een peer-to-peer samenleving.

Ter herinnering: voor ons betekent de dynamiek van peer-to-peer de vrije samenwerking van individuen om gemeenschappelijk waarde te creëren die universeel beschikbaar is. Juist dat laatste aspect brengt peer-productie in overeenstemming met “communal shareholding”, één van de vier soorten menselijke verhoudingen zoals beschreven door Alan Page Fiske. Met communal shareholding bedoelen we niet-wederkerige uitwisseling (door andere antropologen soms ook veralgemeende uitwisseling genoemd).

Het is zonneklaar dat het gebruik van geld daarmee niet in overeenstemming is. Het is dan ook verkeerd om aggregatie via de markt te vereenzelvigen met aggregatie via peer-to-peer. In een markt dragen ‘gelijken’ (‘peers’) niet bij tot gemeenschappelijke waarde, maar ruilen ze “equivalente” waarde uit eigenbelang; er is geen gemeenschappelijke doelstelling verbonden aan ruil.

Dit lijkt een voor de hand liggende opmerking, maar het is niet het einde van het verhaal. Er zijn namelijk belangrijke aspecten verbonden aan monetaire transformatie en de agenda van peer-to-peer.

Het belangrijkste om te onthouden is dat de dynamiek van peer-to-peer nood heeft aan de vrije of zeer gemakkelijke toegang tot productiemiddelen, en dat dit vooral werkt voor de productie van niet-rivaliserende immateriële goederen. Voor de productie van fysieke goederen -zelfs als ze een open en vrij ontwerp hebben- zijn mechanismen nodig om de kosten te recupereren.

Een zeer belangrijk punt is dat er geen historisch precedent is van een maatschappij met maar één soort intersubjectieve verhouding of methode van waardeschepping. Meestal is er één soort die overheerst en een grote invloed uitoefent op de andere, maar een volledig monopolie bestaat niet. Bijgevolg is de keuze voor een pluralistische economie waarin P2P centraal staat niet alleen verstandig en ethisch, maar ook objectief noodzakelijk. Vormen van wederkerige en equivalente uitwisseling -vooral markten- zullen waarschijnlijk blijven bestaan, zij het in mindere mate.

Dat betekent dat we de noodzaak om ruilmechanismen te hervormen en afstand te nemen van markten niet kunnen loskoppelen van hun inbedding in de oneindige kapitalistische groeimachine.

We staan dus voor twee keuzes:

  • Ofwel blijven we passief toekijken, laten we peer-productie haar natuurlijk beloop, negeren we elk ander maatschappelijk aspect en raken we niet aan het kapitalistische geldsysteem zoals sommigen in de gemeenschap rond Oekonyx suggereren.
  • Ofwel nemen we een actieve en integrale houding aan ten opzichte van sociale verandering. Dat betekent dat het nodig is om niet alleen na te denken over hoe peer-productie zich op natuurlijke wijze zal ontwikkelen, maar ook om alle veranderingen die worden aangedreven door P2P op alle vlakken van menselijke transacties te koesteren.

Het is in die context dat we kunnen zien hoe monetaire omvorming niet alleen verbonden is aan de peer-to-peer-transformatie, maar er een essentieel deel van is. Het is ook in die context dat we over “peer-geld kunnen spreken”.

Waarom?

Eerste relatie: peer-productie betreft de directe sociale productie van waarde via sociale verhoudingen.

Geld valt traditioneel onder de bevoegdheid van de natiestaat. Het kan ook ontstaan uit het aangaan van private schulden via het bankstelsel, wat vandaag het geval is. Peer-productie van geld zou dan natuurlijk neerkomen op het vermogen van het maatschappelijk middenveld om eigen geldsystemen te creëren.

Tweede relatie: de zelfaggregatie van peer-to-peer is enkel mogelijk wanneer we beschikken over gedistribueerde netwerken.

Enkel wanneer individuen beschikken over hun eigen productiemiddelen kunnen ze vrij met elkaar in verbinding treden. Peer-productie van kennis, software en design is mogelijk omdat kenniswerkers toegang hebben tot computers en een gesocialiseerd internet. Het beschikken over gedistribueerde machines en meer gedistribueerde toegang tot kapitaal zou meer zelfaggregatie in de hand werken.

Derde relatie: peer-to-peer betreft niet-rivaliserende goederen die overvloedig reproduceerbaar zijn tegen marginale kost.

Hoe meer we voor overvloed kunnen zorgen, hoe meer dit mogelijk wordt. Maar klassiek kapitalistisch geld gaat om het creëren van schaarse, net als kapitalistische markten in het algemeen. Monetaire omvorming is gericht op het creëren van voldoende geldvoorraden die voor iedereen toegankelijk zijn.

Vierde relatie: peer-productie kan echte overvloed en echte schaarse onderscheiden; aan peer-productie is geen pervers mechanisme verbonden dat aanstuurt op een oneindige groei van de productie.

Het is juist dat het kapitalisme van nature een machine is die valse overvloed en valse schaarste creëert. Als we ons beperken tot ingrepen in het geldsysteem, zal er niet zoveel veranderen. Maar het is ook waar dat de specifieke manier waarop geld vandaag ontworpen wordt deze eigenschappen nog accentueert. Rente en woeker creëren samengestelde interest en maken een stabiele economie onmogelijk aangezien het extra geld dat boven de lening moet worden terugbetaald alleen maar kan komen van anderen. Een stabiele economie zou die anderen in de armoede storten en uiteindelijk vernietigen. Daarom kan het huidige systeem enkel overleven door te groeien.

Interest bevordert ook accumulatie en verleent extra macht aan degenen die accumuleren naarmate het interessanter wordt om geld op te potten en uit te lenen. Fractioneel bankieren creëert extra lagen fictief geld dat ravage aanricht in de reële economie.

Omdat geld ontworpen is in functie van schaarste, kunnen degenen die het niet hebben geen productieve activiteiten ondernemen, waardoor de ongelijkheid in het systeem nog groter wordt en degenen zonder geld worden veroordeeld tot armoede en ellende. Daarom worden monetaire hervormingen (en omvorming) en het creëren van gedistribueerd open en sociaal geld dat op een andere manier ontworpen is noodzakelijk. Het is geen overbodige luxe of gerommel in de marge.

Net als regulering en de welvaartsstaat beschermt een goed ontworpen, sociaal geproduceerd geldsysteem werknemers en gemeenschappen tegen de ergste uitwasemingen van het systeem en houdt het accumulatie onder controle. Een circulatietaks (liggeld) zou ongelijke accumulatie en fictief kapitaal nog meer ontmoedigen. Indien we geld zouden ontwerpen in de juiste hoeveelheid, dus als gevolg van creatieve activiteit, hetzij via een erkende activiteit, hetzij via een wederzijds krediet of geruggensteund door het opwekken van energie- zou het naar daar vloeien waar het nodig is.

Aangezien zelfs peer-productie een kostrecupererend mechanisme nodig heeft voor de productie van materiële goederen, wordt goed ontworpen geld een noodzakelijke voorwaarde voor autonome productie.

Bijgevolg besluiten we dat gedistribueerd geld, laten we het met de nodige kanttekeningen “peer-geld” noemen, integraal deel uitmaakt van een strategie voor sociale verandering, die gedistribueerde communicatiesystemen, gedistribueerde productie en gedistribueerde energie vereist.

Peer-productie in de immateriële sfeer heeft nood aan “peer-geïnformeerde” toewijzing (mechanismen van de partnerstaat), een bloeiende gifteconomie en wederkerige systemen, economische systemen die gebaseerd zijn op hulpbronnen, maar ook aan de markt voor de uitwisseling van bepaalde schaarse goederen die kunnen steunen op aangepaste en meervoudige geldsystemen.


Wat is het alternatief?

We kunnen dromen van een utopie, zoals voorgesteld door Christian Siefkes. Hoewel dit een waardevolle denkoefening kan zijn die “in theorie” zou kunnen werken, heeft ze vandaag geen enkele praktische toepassing en is het zeer moeilijk om te zien hoe we van hier naar daar zullen geraken.

Bovendien zijn er in de geschiedenis geen precedenten van utopieën die werkelijkheid werden, met uitzondering van kleine gemeenschapen.

Een alternatief is dat we peer-productie op natuurlijke wijze laten evolueren en alle andere mechanismen onaangeroerd laten. Dit lijkt het voorstel te zijn van mensen zoals Stefan Merten en Stefan Merets van Oekonux. Maar wat erger is: ze willen niet alleen de kapitalistische geldlogica onaangeroerd laten, maar verzetten zich bovendien heftig tegen elke verandering. Een van hun geliefkoosde activiteiten is het kleineren van monetaire activisten, waarbij ze termen gebruiken als “geldbedrog” en meer van dat fraais. Is het vanuit een gevoel van misplaatste puurheid dat hun standpunt neerkomt op “elke uitwisseling is slecht”? Is het omdat ze verward zijn over de werking van de markt en het kapitalisme, of omdat ze weigeren te erkennen dat er verschillende actieterreinen zoals geld en financiën zijn (en hun relatief autonome logica, zelfs binnen een overheersende kapitalistische structuur)? Omdat ze weigeren in te zien dat geld, net als elk systeem, ontworpen is en invloed uitoefent op menselijk gedrag en activiteiten, verdedigen ze in werkelijkheid de ergste uitwasemingen van het huidige financieel systeem, terwijl ze toch andere geldvormen promoten.

Er valt echt geen touw aan te knopen.

De positieve, actiegerichte strategie bestaat erin de opkomst en uitbreiding van peer-productie op alle mogelijke manieren te ondersteunen, te kijken naar de echte praktijken en toepassingen van peer-producerende gemeenschappen en sociale bewegingen, succesvolle patronen te analyseren en die met elkaar te verbinden. Het positief alternatief is de ontwikkeling van een distributieve infrastructuur op alle terreinen te stimuleren zonder daarbij de monetaire transformatie en gedistribueerde sociale productie van geld kunstmatig te ontwijken.

We kunnen niet evolueren naar een nieuwe maatschappij zonder ook de ruilwijze aan te pakken."