De tri-unitaire ‘Peer Governance’ van de digitale commons

From P2P Foundation
Jump to navigation Jump to search


Bron

Jean Lievens:

De tri-unitaire ‘Peer Governance’ van de digitale commons

Dit artikel verscheen in het boek “The Wealth of the Commons – A World Beyond Market & State”, uitgegeven door David Bollier & Silke Helfrich, Levellers Press, 2012

Originele titel: The Triune Peer Governnace of the Digital Commons, pp 375-378

URL = http://www.wealthofthecommons.org/essay/triune-peer-governance-digital-commons


Tekst

Michel Bauwens:

"In een essay dat is schreef in het kader van de oprichting van de P2P Foundation, “The Political Economy of Peer Production” (Bauwens 2006), definieerde ik op de commons gebaseerde peer-productie op twee verschillende manieren. Voor de eerste definitie liet ik mij inspireren door de analyse van Nick Dyer-Whitford die stelt dat peer-productie bestaat uit:

- een inputfase: zonder toegang tot open en vrije “grondstoffen”, die al aanwezig zijn of nog moeten worden gecreëerd, is de vrije toestemmingloze zelfaggregatie rond gemeenschappelijke waarde onmogelijk; - een procesfase: mensen die samenwerken als vrije medewerkers buiten het systeem dat afhankelijk is van loonarbeid, moeten methoden ontwikkelen voor participatief beheer die hun equipotentiale bijdragen aan de commons weerspiegelen; - een outputfase: commoners zullen geen bijdragen leveren indien de kans bestaat dat hun gemeenschappelijk werk wordt geprivatiseerd; daarom gebruiken ze nieuwe vormen van open licenties die de universele beschikbaarheid van hun werk waarborgen. Aldus creëren ze een commons die voor iedereen toegankelijk blijft.

Op de commons gebaseerde peer-productie kunnen we ook definiëren als gemeenschappelijke waardeschepping waarbij gebruik wordt gemaakt van ‘Peer Governance’ om dit proces te beheren en ‘peer-eigendom’ om de gemeenschappelijke waarde te beschermen tegen private toe-eigening. “Equipotentialiteit” verwijst naar de gelijkmatige vrijheid, gelegenheid en bekwaamheid van iedereen om bij te dragen tot de commons, door de noden van de ontwikkeling van de commons in overeenstemming te brengen met de vrije bijdragen van passionele arbeid verricht door de commoners. Dit proces steunt op een systeem dat stigmergische signalen stuurt die de vrijwillige en snelle werkverdeling vergemakkelijken in functie van de noodzakelijke taken. Je zou kunnen zeggen dat in peer-productie arbeidsverdeling verandert in een systeem dat meer verwant is met taakverdeling.

Peer Governance in de enge betekenis moeten we reserveren voor aspecten van peer-productie die strikt buiten een hiërarchische toewijzing van taken ressorteren, in de zin van bevel- en controlemechanismen die het productieproces op directe wijze domineren. Peer Governance kan echter verschillende hiërarchische vormen belichamen, zoals mechanismen voor kwaliteitsselectie die later in het productieproces optreden. Maar hiërarchieën die mechanismen voor vrije bijdragen verhinderen, zijn niet verenigbaar met peer-productie en peer Governance. Om de zaken nog ingewikkelder te maken, is peer-productie een hybride vorm van peer Governance aangezien ze onder de huidige omstandigheden onderling afhankelijk zijn van de kapitalistische economie waarbinnen het is ontstaan.

In de praktijk van de “reële wereld” zien we immers de opkomst van een drie-enige structuur die dergelijke collaboratieve productie beheert. Centraal staat een gemeenschap die bestaat uit zowel vrijwillige medewerkers als betaalde werknemers, die een fysieke infrastructuur nodig hebben om de samenwerking te vergemakkelijken, en soms ook coalities bevat van bedrijven en freelancers.

Vrijwilligers en betaalde werknemers voegen kennis, code en design toe aan de gemeenschappelijke ‘vijver’ en maken daarbij gebruik van een brede waaier van open licenties om hun commons wettelijk te beschermen. Peer-productieprojecten hebben succes zolang ze vrijwilligers en ondernemers kunnen aantrekken die deze open licenties accepteren. Meestal verloopt het bestuur van dergelijke gemeenschappen aan de hand van regels en normen die worden afgeleid uit meritocratische filosofieën. Terwijl iedere bekwame persoon kan bijdragen, bestaan er mechanismen voor kwaliteitscontrole achteraf die hetzij individueel, hetzij collectief bepaalde maatstaven van meritocratische beoordeling hanteren.

Dit wordt soms het “maintainer model” van management genoemd. Het kan gaan om uitgebreide specifieke regels die op hun beurt een vorm van hiërarchie creëren, zoals het toezicht door “admins” en redacteurs in Wikipedia. Een dergelijke Governance is echter geen klassiek toewijzingsmechanisme dat gebaseerd is op schaarste zoals de markt, bureaucratie of zelfs democratie, omdat de bijdragen (code, tekst, design, etc.) over het algemeen overvloedig aanwezig zijn en niet in concurrentie met elkaar. Iedereen kan bijdragen, maar bepaalde beslissingen worden noodzakelijk genomen bij het cureren of synthetiseren van het eindproduct. Je kan dit beschouwen als een toestemmingloos productieproces met sterke “pluriarchische” elementen. Die werkmethode biedt de mogelijkheid om niet meer samen te werken of “te vertakken” (waarbij ontevreden participanten niet langer deelnemen aan het project, maar toch verdergaan op hun manier), maar behoudt tegelijkertijd een sterk controlemechanisme achteraf dat nodig is om de kwaliteit van het eindproduct te waarborgen.

Het tweede aspect van de drie-enige structuur van peer-productiegemeenschappen -een fysieke structuur om samen te werken- is soms duur en vergt kapitaalinvestering. Denk bijvoorbeeld aan het geld dat nodig is om de servers van Wikipedia te financieren. Meestal creëren dergelijke gemeenschappen op voordelen gerichte verenigingen (for-benefit associations)of stichtingen (foundations) die de samenwerkingsinfrastructuur beheren en onderhouden, fondsen verzamelen en andere taken vervullen die verbonden zijn met de activiteit. De stichtingen hebben de wettelijke structuur van een vzw (non-profits) en worden doorgaans op democratische wijze bestuurd aan de hand van verkiezingen, loting, rolbeurten of andere methodes. Het zijn “op voordelen gerichte” (“for-benefit”) verenigingen in de zin dat ze werken voor de commons en de deelnemers van de gemeenschap, maar zonder het productieproces zelf te beheren.

Tot slot is de derde speler in op de commons gebaseerde peer-productie de coalitie van bedrijven en freelancers die ofwel hun diensten en arbeidstijd verkopen, ofwel toegevoegde waarde creëren die ze op de markt kunnen ten gelde maken. Dergelijke ondernemingen zijn belangrijk voor de reproductie van de commoners en de commons aangezien ze soms veel medewerkers betalen en de op voordelen gerichte verenigingen financieel ondersteunen.

Veel projecten die gebaseerd zijn op de commons zijn momenteel ingebed in de overheersende politieke economie van het kapitalisme. Dit heeft tot gevolg dat er een delicate onderlinge afhankelijkheid is gegroeid tussen de gemeenschappen, die het kapitaal en de financiële inkomsten van de ondernemingen nodig hebben; en de bedrijven die sommige vruchten van de sociale samenwerking moeten opvangen en ten gelde maken. Die hybride samenwerkingseconomie stelt ons voor een aantal belangrijke vragen op het vlak van peer Governance.

- Hoe kan de gemeenschap haar onafhankelijke processen, regels en normen in stand houden wanneer een belangrijk deel van de medewerkers worden betaald door bedrijven? In de praktijk kan dat leiden tot open-sourcegemeenschappen die gedomineerd worden door enkele privébedrijven, waardoor we ze naar alle waarschijnlijkheid niet meer kunnen beschouwen als commons in de ware betekenis van het woord. Anderzijds zijn er ook gevallen van bedrijven die zich aanpassen aan de regels en normen van de gemeenschap, zoals de respectvolle relatie die IBM onderhoudt met de gemeenschap rond het GNU-systeem van Linux.

- Hoe kan de op voordelen gerichte vereniging haar onafhankelijkheid en democratische procedures behouden indien ze meegefinancierd wordt door bedrijven die het proces in hun voordeel zouden kunnen beïnvloeden? In de praktijk beperken veel stichtingen zoals de GNU Linux Foundation de vertegenwoordiging van enkele bedrijven om een dergelijke overheersing te vermijden.

We stellen dus vast dat peer-productie tal van vragen opwerpt die verband houden met de machtsverdeling; en een nieuwe vorm van (klasse?)strijd creëert tussen de peerproducerende gemeenschappen en commoners enerzijds, en kleine en grote ondernemingen anderzijds. Zelfs in de beste gevallen zijn er veel “interne” strubbelingen binnen de nieuwe soorten meritocratische hiërarchieën die ontstaan binnen de peergemeenschappen zelf. Er is een brede waaier van oplossingen voor handen, maar democratie en pluriarchie zijn nooit verzekerd en bijgevolg voortdurend onderhevig aan sociale verandering.

Wat belangrijk is -en in zekere mate historisch nieuw- is de opkomst van equipotentiale samenwerkingsmechanismen die het plaatselijk niveau overstijgen; de veralgemeende mogelijkheid voor stigmergische, horizontale communicatie tussen heel veel mensen; de wettelijke bescherming van licenties voor het behoud van de commons; en de mogelijkheid voor commoners om een nieuwe tak voor een gemeenschappelijk project op te starten. Dit zijn veelbelovende eigenschappen van een democratisch bestuur in vergelijking met de zo goed als feodale structuren van privébedrijven die steunen op loonarbeid.

Dat is meteen de reden waarom wij alternatieven verkiezen die peer-productie kunnen bevrijden van een te grote afhankelijkheid van de kapitalistische politieke economie. In plaats van een situatie waarbij de commons en peer-productie afhankelijk moeten zijn van de noden van kapitaalaccumulatie voor hun eigen sociale reproductie, moeten we betere manieren vinden om niet alleen de autonomie van peer Governance te verdedigen, maar een autonome “kringloop van de commons” bevoordelen die de sociale praktijken die dit nieuwe productieparadigma aanvoeren en waarde geven.

In die context is ons voorstel dat de commoners zelf een nieuw type van op voordelen gerichte instellingen creëren om in de markt te opereren. Een dergelijke instelling zou de commoners als leden hebben en voorrang verlenen aan de duurzaamheid van de commons en degenen die ertoe bijdragen. Ze zou ook het winstmechanisme ondergeschikt maken aan haar sociale doelstellingen. Door onderlinge bondgenootschappen af te sluiten en zich op één lijn te plaatsen, zouden dergelijke op peer-productie gebaseerde gemeenschappen potentieel een alternatieve economie kunnen creëren en een nieuwe productielogica cultiveren die de afhankelijkheid van het kapitaal kan overstijgen. Voor dergelijke entiteiten stellen we het woord “Phyles” voor, en er bestaan voorstellen voor specifieke licenties die hun werking ten goede komen. Ze hanteren hierbij de volgende logica: het vrije gebruik van de commons wordt beperkt tot degenen die ook bijdragen tot de commons, terwijl winstgedreven ondernemingen moeten betalen voor het gebruik ervan. Dit verbod op het “weglekken van waarde” van de commons naar het kapitaal zou een mechanisme kunnen zijn om een productieve feedback te creëren voor de autonomie van de commons."