De peer-to-peer economie en een nieuwe beschaving gebaseerd op de commons

From P2P Foundation
Jump to navigation Jump to search


Bron

Jean Lievens:

(Van onderstaande tekst vind van het Engelstalig origineel geen spoor (meer?) terug op het Internet en ik weet dan ook niet van wanneer ze dateert. Ik vermoed echter dat het een relatieve ‘oude’ tekst is aangezien 3D-printing, microfabrieken e.d. niet worden vermeld. Maar juist daarom vind ik deze tekst zeer interessant vanwege haar visionaire karakter…)


Tekst

Michel Bauwens:

"De visie op een nieuwe samenlevingsvorm en een nieuw economisch systeem die gericht zijn op peer-to-peer en de commons, vertrekt vanuit een analyse van wat er fundamenteel fout loopt in het huidige economische systeem. In plaats van een utopisch ideaal naar voor te schuiven, is steunen de ideeën van P2P op een veralgemening van vormen van peer-productie, peer Governance en peer-eigendom die we overal zien opduiken. Onze belangrijkste kritiek op het huidige systeem is drieledig:

1. De huidige politieke economie vertrekt vanuit een verkeerd idee van materiële overvloed. Wij noemen het “pseudo-overvloed”. Het is gebaseerd op de verplichting tot permanente groei, oneindige kapitaalaccumulatie en een door schulden gedreven dynamiek op basis van samengestelde intrest. Het spreekt vanzelf dat een dergelijk systeem niet vol te houden is, aangezien oneindige groei logisch gezien onmogelijk is in een fysiek, eindig systeem.

2. Bovendien vertrekt de huidige politieke vanuit een tweede foutief idee van “immateriële schaarste”. We gaan ervan uit dat een uit de hand gelopen verzameling van intellectuele eigendommonopolies –in de vorm van auteursrechten, handelsmerken en patenten- een demper moet zetten op het vrij delen van wetenschappelijke, sociale en economische innovaties. Het systeem ontmoedigt menselijke samenwerking, verhindert een heleboel mensen om te genieten van innovatie en remt de collectieve ontwikkeling van de mensheid af. In een tijdperk van ernstige uitdagingen op wereldvlak verbergt de huidige politieke economie een hele reeks praktische alternatieven achter private firewalls of weigert erin te investeren omdat ze onvoldoende winstgevend zijn.

3. De pseudo-overvloed die verantwoordelijk is voor de vernietiging van de biosfeer en de artificiële tekorten die ervoor zorgt dat innovatie artificieel schaars en traag verloopt, zijn evenmin bevorderlijk voor sociale rechtvaardigheid. Hoewel mensen in wettelijke zin gelijk zijn op het vlak van burgerlijke en politieke rechten, zorgen ernstige en toenemende materiële ongelijkheden ervoor dat deze rechten meer formeel zijn dan reëel. Daartegenover kent de staat expliciet mensenrechten toe aan de kunstmatige juridische entiteiten van ondernemingen met een winstdoel, en is grondwettelijk niet in staat om rekening te houden met het gemeenschappelijk goed.

Bedrijven in hun huidige vorm zijn machines die ontworpen zijn om schadelijke milieueffecten en negatieve sociale gevolgen maximaal te negeren. Het kapitalisme wordt aangedreven door ondernemingen die gericht zijn op winstmaximalisatie en is daarom niet enkel een systeem om schaarse middelen toe te wijzen, maar ook een mechanisme dat kunstmatige schaarste creëert zoals we bijvoorbeeld kunnen zien bij de Terminator-zaden van Monsanto. Deze zaden werden zodanig ontworpen dat ze zich niet kunnen voortplanten, waardoor niet alleen de natuurlijke kringloop wordt doorgeknipt, maar ook de landbouwers permanent afhankelijk worden gemaakt van een multinational.

Uit bovenstaande analyse blijkt dat om het even welke oplossing voor het huidige kapitalisme moet gericht zijn op een integrale aanpak van deze drie problemen: de productie moet het overleven, de duurzaamheid en de gezondheid van de biosfeer kunnen verzekeren, de bescherming en bevordering van het vrij delen van sociale innovatie en kennis en de erkenning dat sociale rechtvaardigheid onmogelijk is zolang we eerst de reële schaarste van de natuur en de reële overvloed van kennis en innovatie niet erkennen.


Visie, waarden en doelstellingen

Onze huidige samenleving wordt meestal onderverdeeld in een openbare sector, gedomineerd door de staat en de overheid; een privésector die bestaat uit winstgedreven bedrijven en een daaraan ondergeschikt maatschappelijk middenveld dat bestaat uit minder geprivilegieerde bevolkingslagen die grote moeilijkheden ondervinden om hun rechten te laten gelden en hun belangen te verdedigen.

De visie van peer-to-peer steunt zich op deze drie hoofdpijlers van de samenleving –de staat, de markt en het maatschappelijk middenveld- maar ze krijgen andere rollen toebedeeld binnen een vernieuwd evenwicht. Het maatschappelijk middenveld bekleedt in de nieuwe maatschappij een centrale positie, met de commons als belangrijkste instelling die aan de hand van peer-productie gemeenschappelijke waarde creëert die buiten de marktlogica valt. De commons hebben zowel betrekking op het natuurlijk erfgoed van de mensheid (de oceanen, de atmosfeer, het land, enzovoort) als op commons die het resultaat zijn van gezamenlijke sociale innovatie, waarvan een groot deel vrij kan worden gedeeld aangezien ze betrekking hebben op onstoffelijke producten (kennis, software, design, cultuur en wetenschap).

Binnen het maatschappelijk middenveld vinden heel wat activiteiten plaats die op natuurlijke wijze en structureel de commons ten goede komen –niet op een indirecte en hypothetische wijze volgens de metafoor van de “onzichtbare hand”, maar rechtstreeks door entiteiten die structureel en constitutioneel ontworpen zijn voor het algemeen welzijn. We treffen hier ondermeer de volgende entiteiten aan: trusts, die zich ontfermen over natuurlijke bronnen die door iedereen kunnen worden gebruikt (gemeenschapsgrond, natuurparken) en op voordelen gerichte verenigingen (for-benefit foundations) voor het beheer van de samenwerkingsinfrastructuur van de culturele en digitale commons.

In de wereld van de open kennis is de Wikimedia Foundation die fondsen verwerft voor de technologische ontwikkeling van Wikipedia een welbekend voorbeeld. Op dezelfde wijze ondersteunen de Linux Foundation en de Apache Foundation twee toonaangevende softwareontwikkelinggemeenschappen. We willen hierbij benadrukken dat deze instellingen niet functioneren zoals klassieke ngo’s die werken met gesalarieerd personeel en management en die gebaseerd zijn op mechanismen van bevel en controle bij het toewijzen van middelen aan projecten. De op voordelen gerichte verenigingen gebruiken hun middelen en geloofwaardigheid om zowel betaalde als onbetaalde medewerkers te helpen bij het verder ontwikkelen van hun commons volgens hun eigen consensusmodel.

Rond deze nieuwe kern bevindt zich een kring van private marktspelers met een eigen agenda en management die nog altijd meerwaarde kunnen creëren door relatief schaarse goederen en diensten te produceren rond de commons. Maar gezien de pathologische en destructieve aard van winstgedreven bedrijven wordt in de P2P-economie de private sector hervormd om meer ethische doelstellingen na te streven. Dit kan gebeuren aan de hand van gepaste maatregelen op het vlak van belastingen en de verdeling van inkomsten en winsten ter bevordering van positieve externe effecten zoals infrastructuur en het delen van kennis, alsook voor de ontmoediging van negatieve externe effecten zoals vervuiling en het overmatig gebruik van gemeenschappelijke middelen.

In deze nieuwe economie is de coöperatieve onderneming de meest gebruikelijke en best ontwikkelde vorm van privéorganisatie. Er zijn nog altijd bedrijven, maar hun operationele logica staat nu ten dienste van de commons. Eens de commons en de commoners centraal staan bij de waardeschepping is het logisch dat de commoners kiezen voor instellingen die de waardesystemen van de commons maximaliseren. Vandaag bestaan de open-source-economie van gedeelde innovatiecommons en de “ethische economie” van hervormende marktinstellingen als afzonderlijke entiteiten. Beide moeten zich verder ontwikkelen zodat ze kunnen rijpen. Een vroeg voorbeeld die deze dynamiek illustreert is IBM die zich heeft aangepast aan de waarden en de normen van de gemeenschap rond Linux. Dit voorbeeld toont aan dat zelfs grote, ouderwetse ondernemingen in staat zijn om zich aan te passen.

Wij geloven dat er zich langs dezelfde lijnen nieuwe vormen van coöperatief en gedistribueerd eigendom zullen ontwikkelen, een trend die Matt Cropp bespreekt in het artikel “The Coming Micro-Ownership Revolution.” Cropps legt hierin uit dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen tussen de vermindering van transactiekosten ten gevolge van P2P en de verschuiving naar meer gedistribueerde eigendomsvormen. De nieuwe bedrijfsvormen zullen niet langer gebaseerd zijn op beursgenoteerde aandelen, maar op gemeenschappelijk aandelenkapitaal in handen van de commoners zelf. Deze nieuwe entiteiten vormen de “derde commons” van “gecreëerde stoffelijkheid”, namelijk de productiefactoren zoals machines (met andere woorden: kapitaal). Zij komen bij de eerste twee commons, namelijk de materiële commons die we hebben geërfd van de natuur en de “immateriële”, culturele commons die we zelf hebben gecreëerd. De nieuwe vormen van gedistribueerd individueel eigendom, die we vrij kunnen verzamelen in collectieven, volgen het model van de vrije aggregatie van bijdragen die nu al dominant is in peer-productie in tegenstelling tot de oudere vormen van gecollectiviseerd en gesocialiseerd openbaar bezit.


Hoe de commons het kapitalisme kan “wegconcurreren” door beter samen te werken

Wij beweren dat de samenwerkingseconomie hyperproductief is in vergelijking met de traditionele productiemethode van het industrieel kapitalisme die gebouwd is op privébedrijven, loonarbeid en eigendomcontrole in de vorm van ondermeer patenten en auteursrechten. Productie die gebaseerd is op de commons maakt het mogelijk om uitvindingen snel te delen en het werk te coördineren op mondiale schaal tegen zeer lage kosten. Bovendien stimuleert het de passionele en vrijwillige inzet van deelnemers in grote netwerken en leidt het op een snelle manier deskundigen naar problemen die plots kunnen opduiken. Uit deze hyperproductiviteit die voortvloeit uit de werking van de commons die snelle oplossingen voortbrengt, hebben sommige waarnemers de conclusie getrokken dat de commons het conventionele kapitalisme aan het “wegconcurreren” zijn en dat het samenwerkingsmodel van de commons superieur is aan dat van de markt. Ze beschouwen peer-productie als een aantrekkelijk alternatief op aandelen- en durfkapitaal om te investeren in privébedrijven. IBM is een bekend voorbeeld van een klassieke winstgedreven onderneming die zich heeft aangepast aan de nieuwe manier om waarde te creëren. Het bedrijf besliste niet alleen om Linux te gebruiken en te ondersteunen, maar ook om zich te houden aan zowel het open ontwikkelingsproces van Linux als de normen en regels van de gemeenschap er rond.

Als we het concept “wegconcurreren” gebruiken, leggen we uiteraard de nadruk op de rol van de opkomende peer-productie in een kapitalistisch systeem dat gedreven wordt door het winstmotief. We willen daarbij benadrukken dat het inkapselen van de gemeenschapsdynamiek van peer-productie in het globale productieproces een betere en efficiëntere manier is om zaken te doen. De open-sourcegemeenschap benadrukt precies dat argument van de efficiëntie. De vrije softwarebeweging daarentegen legt de nadruk op de ethische noodzaak van vrijheid, zowel in creatieve als politieke zin. Spreken over “wegconcurreren” laat toe om een brug te slaan naar het overheersende jargon van de oude institutionele wereld van ondernemingen en overheden. Als we echter spreken over superieure samenwerking, dan leggen we de nadruk op de “transcendente” aspecten van peerproductie, de aspecten die niet-kapitalistische zijn, misschien zelfs postkapitalistisch. We leggen dan de nadruk op open en vrije samenwerking van producenten die samen een commons bouwen en het potentieel ervan voor maatschappelijke verandering.


Burgerlijke, private en openbare kringen

Hoe maken we een onderscheid tussen burgerlijke en private entiteiten die zich willen inzetten voor een bepaald sociaal doel? Enerzijds nemen burgerlijke entiteiten het geheel van de commons ter harte. Ze nemen verantwoordelijkheid voor het behoud van de commons als entiteit of instelling, die essentieel steunt op samenwerking die niet wordt gedicteerd door de markt. Ze zijn georganiseerd als non-profit organisaties.

Anderzijds vormen de private entiteiten vrijwillige verenigingen van commoners die marktactiviteiten ontwikkelen en goederen en diensten creëren rond de commons, die ze gebruiken om hun individuele en gemeenschappelijke sociale reproductie te waarborgen. Wat beide groepen met elkaar “verbindt”, is hun gemeenschappelijke zorg voor het behoud van de commons.

Boven de burgerlijke en private sector staat de openbare sector die verantwoordelijk is voor het gemeenschappelijk welzijn van de hele samenleving (aangezien ook commoners vooral bekommerd zijn om “hun” commons). De overheidssector stelt de algemene parameters vast en ondersteunt de commons waarbinnen de commoners opereren en kunnen floreren. De openbare sector van de P2P-economie is noch een verzorgingsstaat voor bedrijven ten dienste van een financiële elite, noch een welvaartstaat met een paternalistische houding tegenover de burger, maar een partnerstaat ten dienste van het maatschappelijk middenveld die verantwoordelijk is voor het bestuur van de drie sectoren. De partnerstaat ondersteunt de ‘gemeenschappelijke waardecreatie die plaatsvindt in het maatschappelijk middenveld; de ‘markt’ en de ‘doelgerichte’ activiteiten van de nieuwe private sector, evenals en alle openbare diensten die noodzakelijk zijn voor het gemeenschappelijke welzijn van alle burgers.

Hier is het erg belangrijk om een onderscheid te maken tussen de markt en kapitalisme. Markten bestonden al voor het kapitalisme en zijn niet meer dan een eenvoudige techniek voor het toewijzen van middelen via het mechanisme van vraag en aanbod met behulp van een of ander ruilmiddel. Dit toewijzingsmechanisme is compatibel met een brede waaier andere -al dan niet dominante- systemen. Het is in overeenstemming met methodes om de “juiste prijs” te bepalen, voor de boekhoudkundige verwerking van de volledige of echte kosten (het internaliseren van alle kosten), eerlijke handel, enzovoort. Het is niet nodig dat we daarbij arbeid en geld beschouwen als goederen, noch dat arbeiders moeten gescheiden zijn van de productiemiddelen. Het is mogelijk om markten te onderwerpen aan andere logica’s en modaliteiten zoals de staat of de commons.

Het kapitalisme dat door sommigen (onterecht) vereenzelvigd wordt met de markt (Braudel, 1986), wordt ondermeer gekenmerkt door de volgende eigenschappen: 1) de scheiding tussen producenten en productiemiddelen; en 2) oneindige groei (hetzij door competitie en kapitaalaccumulatie zoals beschreven door Karl Marx, of door de dynamiek teweeggebracht door samengestelde interest zoals beschreven door Silvio Gesell).

In de optiek van een samenleving die gericht is op de commons is de markt onderworpen aan de logica van de commons en wordt ze gereguleerd door de partnerstaat. Dat is maar één van de hybride modaliteiten die in overeenstemming is met de commons. Deze visie sluit geen maatschappelijke evolutie uit waarbij de markt volledig marginaal kan worden en bijvoorbeeld wordt vervangen door een economie die gebaseerd is op grondstoffen. Het belangrijke kenmerk is dat het commoners en burgers vrijstaat te kiezen tussen verschillende mechanismen om proefondervindelijk te komen tot de beste toewijzing van schaarse middelen.

Essentieel aan het nieuwe systeem is dat de commons het nieuwe centrum is, met daar rond een brede waaier hybride mechanismen die productief naast elkaar kunnen bestaan, met inbegrip van een hervormde markt en staatsvormen.


Individualiteit, relationaliteit en collectiviteit

Een samenleving die gericht is op de commons betekent geen terugkeer naar premodern holisme, waarin het individu onderworpen is aan het geheel, maar veeleer een gemeenschap die gebaseerd is op de erkenning van de nood aan relationaliteit en collectiviteit van vrije en gelijke burgers. Het is een samenleving die steunt op coöperatief individualisme en niet op collectivisme. Vandaag zien we al hoe individuen die aan peer-productie doen vrij bijdragen aan een gezamenlijk project. Dat is mogelijk omdat peer-producenten veel meer controle hebben over hun productiemiddelen, meer bepaald hun persoonlijke creativiteit, computers, en toegang tot netwerken. Wij stellen voor om die visie en realiteit uit te breiden tot het geheel van de productiemiddelen, inclusief de burgers/peerproducenten zodat ze de nodige middelen kunnen verzamelen (met inbegrip van fysieke voorraden en aandelenkapitaal) en hun beheerspraktijken en –doestellingen kunnen coördineren.

De drijvende kracht achter dit aggregatieproces is de nood om op duurzame wijze goede levensomstandigheden te waarborgen. In die context is gedistribueerd eigendom een waarborg tegen mogelijk misbruik van gesocialiseerd gemeenschapsbezit aangezien het individu zich ook kan afscheiden via een “vertakking” van zowel zijn immateriële als materiële bijdragen.

Hoogstwaarschijnlijk zullen burgers in een toekomstige samenleving die steunt op de commons evenredig kunnen putten uit noodzakelijke natuurlijke hulpbronnen en ook uit een of andere vorm van evenredig gedistribueerd productief kapitaal. Daardoor zullen ze een zekere onafhankelijkheid verwerven van concrete en gelokaliseerde fysieke middelen.


Hoe geraken we van hier naar daar

De burgers/werkers die zichzelf beschouwen als zelfstandige producenten van gedeelde kennis en waarde vormen de stuwende sociale kracht achter de op de commons gebaseerde P2P-samenleving. Dit is de grote bijdrage van de nieuwe klasse kenniswerkers en hackers aan de geschiedenis van de moderne sociale bewegingen en de arbeidersbeweging. Deze innoverende nieuwe sector kan en moet zich aansluiten bij de historische tradities van verzet, creatief vermogen en emancipatie van de traditionele arbeidersklasse en boerenstand en de vooruitsrevende lagen van de andere klassen.

Een manier om bondgenootschappen te smeden, is streven naar de samensmelting van nieuwe, constructieve gemeenschappen rond peer-productie op alle vlakken van het gemeenschapsleven –die de kiemen voortbrengen van de nieuwe wereld binnen de oude- met nieuwe massabewegingen die gericht zijn op een positief politiek programma, dat helaas maar al te vaak ontbreekt in deze tijden van diepe economische crisis. Met andere woorden, de convergentie van de gemeenschappen die zich toeleggen op “de constructie van het nieuwe” en degenen die “weerstand bieden tegen het oude” wakkert de energie aan en stimuleert de verbeelding om te streven naar een nieuw soort van beleidsformulering die eens te meer een wereldwijde beweging voor hervorming en omvorming kan scheppen.

Een andere manier om toekomstige politieke en culturele bondgenootschappen na te streven is ze te beschouwen als een samenvloeiing van verschillende globale krachten: 1) degenen die ingaan tegen de omsluiting en privatisering van kennis en gelijktijdig nieuwe commons van kennis opbouwen; 2) degenen die ijveren voor ecologische duurzaamheid, inclusief de bescherming van de bestaande fysieke commons; 3) degenen die strijden voor sociale rechtvaardigheid op lokale en globale schaal. Met andere woorden, we hebben nood aan een wereldwijde alliantie tussen de nieuwe “open” bewegingen, de milieubewegingen en de traditionele bewegingen voor sociale rechtvaardigheid en emancipatie, met als doel de creatie van “een grote coalitie van de commons”.